Namenlijst
H1: situering v psy als wetenschap en van functieleer als
basisdomein in de psy
1. Fechner (19e E) = monisme (geest en lich zijn 2 aspecten van 1 entiteit)
= °psychofysica (exacte wetenschap v/d functionele relatie tss lich en geest
2. Rorschach (19e–20e E) = inktvlekkentest (betekenis i/e betekenisloze prikkel komt v persoon zelf)
pareidolia
3. Dilthey (19e-20e E) = onderscheid natuur- en menswetenschappen gemaakt
4. John Locke (17e-18e E) = grondlegger empirisme, mens = tabula rasa (ongeschreven blad),
ervaring = enige bron kennis, idee = fund eenh geest (simpele complexe
ideeën: associaties nodig)
5. Berkeley (17e-18e E) = empirisme, vertegenwoordigt immaterialisme: centr probleem = hoe de geest
de materie voortbrengt (idealisme solipsisme), probleem van Molyneux
6. Hume (18e E) = hoogtepunt empirisme, filosoof met de meest uitgewerkte ‘psychologie’,
impressies (sensaties, gewaarwordingen…) <-> ideeën (herinneringen,
verbeelding)
7. Bell (18e-19e E) = onderscheid sensorische – motorische zenuwbanen
afferente banen = zintuigelijke banen, aanvoer, rugzijde
efferente banen = motorische zenuwbanen, afvoer, buikzijde
8. Müller (19e E) = zenuwen bemiddelen tss objecten en bewustzijn
leer van spec zenuwkwaliteiten = eigen zenuwE voor versch sens kwaliteiten
9. Helmholtz (19e E) = 1e empirische meting v/d snelheid v transmissie v signalen in zenuwbanen,
1 vd grote voorvaderen exp psy, “onbewust inferentie”
10. Pinel (18e-19e E) = pionier vd psychiatrie: “gekken” “geesteszieken”
11. Gall (18e-19e E) = °frenologie (methode iemands pers.heid + vaardigheden af te lezen via
schedelknobbels)
belang nu: elk hersendeel spec functie + kan gemeten worden
12. Weber (19e E) = voorloper psychofysica
+ doctoraat: meting zintuigelijke gewaarwordingen
13. Bessel (18e–19e E) = onderzoekt interindividuele verschillen ‘persoonlijke equatie’
14. Donders (19e E) = basis cognitieve psy
informatieverwerking uit versch stappen (meetbaar door cond vergelijken)
= subtractiemethode
basis mentale chronometrie
15. Herbart (18e-19e E) = opvolger Kant, hij zei: “psy = afzonderlijk vakgebied”
psy = empirisch, kwantitatief MAAR NIET exp, fys fractionering
geest = 1 groot dynamisch systeem (ideeën bezitten E, nooit vergeten)
H1: situering v psy als wetenschap en van functieleer als
basisdomein in de psy
1. Fechner (19e E) = monisme (geest en lich zijn 2 aspecten van 1 entiteit)
= °psychofysica (exacte wetenschap v/d functionele relatie tss lich en geest
2. Rorschach (19e–20e E) = inktvlekkentest (betekenis i/e betekenisloze prikkel komt v persoon zelf)
pareidolia
3. Dilthey (19e-20e E) = onderscheid natuur- en menswetenschappen gemaakt
4. John Locke (17e-18e E) = grondlegger empirisme, mens = tabula rasa (ongeschreven blad),
ervaring = enige bron kennis, idee = fund eenh geest (simpele complexe
ideeën: associaties nodig)
5. Berkeley (17e-18e E) = empirisme, vertegenwoordigt immaterialisme: centr probleem = hoe de geest
de materie voortbrengt (idealisme solipsisme), probleem van Molyneux
6. Hume (18e E) = hoogtepunt empirisme, filosoof met de meest uitgewerkte ‘psychologie’,
impressies (sensaties, gewaarwordingen…) <-> ideeën (herinneringen,
verbeelding)
7. Bell (18e-19e E) = onderscheid sensorische – motorische zenuwbanen
afferente banen = zintuigelijke banen, aanvoer, rugzijde
efferente banen = motorische zenuwbanen, afvoer, buikzijde
8. Müller (19e E) = zenuwen bemiddelen tss objecten en bewustzijn
leer van spec zenuwkwaliteiten = eigen zenuwE voor versch sens kwaliteiten
9. Helmholtz (19e E) = 1e empirische meting v/d snelheid v transmissie v signalen in zenuwbanen,
1 vd grote voorvaderen exp psy, “onbewust inferentie”
10. Pinel (18e-19e E) = pionier vd psychiatrie: “gekken” “geesteszieken”
11. Gall (18e-19e E) = °frenologie (methode iemands pers.heid + vaardigheden af te lezen via
schedelknobbels)
belang nu: elk hersendeel spec functie + kan gemeten worden
12. Weber (19e E) = voorloper psychofysica
+ doctoraat: meting zintuigelijke gewaarwordingen
13. Bessel (18e–19e E) = onderzoekt interindividuele verschillen ‘persoonlijke equatie’
14. Donders (19e E) = basis cognitieve psy
informatieverwerking uit versch stappen (meetbaar door cond vergelijken)
= subtractiemethode
basis mentale chronometrie
15. Herbart (18e-19e E) = opvolger Kant, hij zei: “psy = afzonderlijk vakgebied”
psy = empirisch, kwantitatief MAAR NIET exp, fys fractionering
geest = 1 groot dynamisch systeem (ideeën bezitten E, nooit vergeten)