ABSP2021_opdracht 2: Civil society
Noura Ibrahim 2700341
Datum: Maandag 4 oktober 2021
Vraag 1.
1a) Voorbeelden van civil society:
De Landelijke Studentenvakbond (LSVb): https://lsvb.nl/over-ons/
Het LSVb is een vakbond dat zich vrijwillig inzet voor de belangen van Nederlandse
studenten. Het LSVb voldoet aan de criteria van Dekkers voor een civil society. De vakbond
is een vrijwillige beweging zonder hiërarchie en behoort niet tot de staat, de markt of een
gemeenschap (Dekker, 2009). De vakbond is ontstaan om op te komen voor de rechten
studenten en vormt zich in een vereniging. Deelnemers van de vakbond zijn toegewijd aan de
missie van de vakbond, namelijk de belangenbehartiging van studenten. In vakbonden zoals
deze vindt besluitvorming plaats doormiddel van discussie en gebruiken deelnemers onderling
geen geld of dwang maar argumenten. Het doel van de vakbond is om sociaal kapitaal te
werven en het belang en de mening van de studenten onder de (politieke) aandacht te brengen.
Het Rode Kruis: https://www.rodekruis.nl/wie-zijn-wij/
Het Rode Kruis is een vrijwillig hulpverlenersnetwerk zonder hiërarchie dat zich inzet voor
mensen in nood en staat los van de staat, de markt of een gemeenschap. Deze
burgergroepering is kenmerkend voor de oplossing van de civil society door de manier
waarop de burgerparticipatie plaatsvindt. Ten eerste is de missie van het Rode Kruis heel
breed: het helpen van mensen in nood. Er is niet altijd een specifieke groep die geholpen
wordt. Daarnaast zijn er veel manieren waarop er vrijwilligershulp kan worden aangeboden.
Dit kan doormiddel van geld, tijd en actie. Een gelddonatie hoeft echter niet specifiek naar
een bepaald doel te gaan, maar het geld gaat naar de organisatie die zelf bepaalt hoe het geld
wordt uitgegeven. Door bij te dragen aan het rode kruis is er een oplossing van civil society
omdat donateurs zich niet actief inzetten voor een bepaald doel en het hun soms niet uitmaakt
waar de steun precies terecht komt. Na het doneren voelen de donateurs geen behoefte meer
om in actie te komen en de handen uit de mouwen te steken.
1b) Landelijke StudentenVakbond (LSVb)
- Individueel niveau
o Economisch: Men heeft als doel beter en betaalbaar onderwijs voor studenten,
en huisvesting voor studenten. Het individu kan zelf een student zijn voor wie
deze behoefte geldt, of kan kinderen hebben die studeren.
o Sociologisch: uit solidariteit, de studenten vormen een grote groep van de
samenleving en zijn verbonden aan de maatschappij.
o Psychologisch: Men heeft persoonlijke motieven om bij te dragen aan
studenten, bijvoorbeeld uit empathie of omdat ze graag willen helpen.
o Bestuur: Het onderwijs is een onderdeel van de politiek (ministerie van
onderwijs, cultuur en wetenschap).
- Organisatieniveau:
o Domein: Het gaat om het onderwijs en het deel hiervan in de politiek
o Vraag: Het LSVb is een federatie van studentenverenigingen in
studentensteden die zich inzetten voor de studenten. Er zijn daarnaast veel
(gespecialiseerde) lidbonden die gezamenlijk de werkzaamheden van het
LSVb selecteren en controleren.
o Beleid jegens vrijwilligers: Vrijwilligers krijgen een vergoeding en reiskorting.
Vrijwilligers doen werkervaring op en verbreden hun sociaal netwerk.
, o Match met aanbod: Studenten willen bijdragen aan de vakbond omdat het hun
iets oplevert. Zij kunnen studenten helpen hun eigen doelen te bewerkstelligen.
De studenten investeren in zichzelf door vrijwillig bij te dragen.
(Hustinx et al, 2010)
Vraag 2.
2a) Dit opiniestuk sluit aan de ene kant aan bij het uitgangspunt van de ‘End of urbanism
thesis’ (Blockland & Rae, 2008). De economische, sociale en politieke rollen die wij hebben
worden gefragmenteerd en zijn niet meer lokaal verbonden, volgens Blockland & Rae. Dit
komt overeen met het opiniestuk waarin Grosfeld beschrijft dat de rollen van mensen
eveneens verspreid zijn, alleen niet naar andere locaties in de openbare ruimte, maar naar het
digitaal netwerk. Dit digitaal netwerk is echter een nieuwe vorm van openbare ruimte
waardoor dit opiniestuk wel een nieuw inzicht biedt aan de ‘End of urbanism thesis’. De
mensen voelen zich wellicht niet direct verbonden met hun buurt of stad, maar zouden dit ook
kunnen vervangen hebben met een digitaal netwerk, waarmee zij zich juist wel verbonden
voelen. De mensen gaan bijvoorbeeld niet meer naar het buurthuis om onderling verbonden te
blijven maar communiceren via een buurt-app. Ook bestaan er bijvoorbeeld veel fora en
facebookgroepen waarin mensen uit eenzelfde buurt of stad nieuws met elkaar delen of hulp
aan elkaar bieden. Dit aspect van de digitalisering biedt dus nieuwe voeding aan de ‘End of
urbanism thesis’ omdat urbanisatie vanuit een andere (digitale) dimensie bekeken kan
worden.
2b) Zoals in het antwoord hierboven genoemd als voorbeeld, zouden digitale netwerken zoals
buurt-apps en facebookgroepen de vorming van een buurt community naar mijn mening
kunnen bevorderen. De digitalisering zou vooral een positieve rol kunnen spelen voor de
vorming van een community in de buurt. Ik laat dit zien aan de hand van de vier treden naar
een sense of community van Völker et al (2007):
- Meeting opportunities: Mensen kunnen elkaar tegenkomen op digitale platformen die
verbonden zijn aan hun buurt. In een buurtapp heb je bijvoorbeeld een profiel met naam
en foto. De app heeft functies waardoor je buren kunt ‘tegenkomen’. Er kunnen topics of
vragen worden gesteld waar je op elkaar kunt reageren. Ook kunnen er online
evenementen worden georganiseerd die zowel digitaal als daadwerkelijk op een locatie
kunnen plaatsvinden.
- Individual motivation to invest in others: mensen kunnen de behoefte hebben om contact
te leggen met hun buren via de buurtapp om elkaar onder andere om hulp te vragen of aan
te bieden. Bijvoorbeeld om een oppas te vinden, iemand die bijles aan de kinderen kan
geven, de hond kan uitlaten, klusjes kan doen etc.
- Alternatives to realize individual goals: Online platformen bieden de mogelijkheid tot een
breder netwerk. Het is makkelijker om via een buurtapp een specifiek middel voor een
individueel doel te vinden omdat je een groter bereik kunt hebben dan het bereik dat je
hebt via de mensen die je op straat tegenkomt.
- Interdependencies: Buurtapps kunnen ervoor zorgen dat mensen elkaar meer en beter in
de gaten kunnen houden. De mensen kunnen elkaar bijvoorbeeld waarschuwen voor
inbraakpogingen of andere gevaren in de buurt. Deze mogelijkheid kan er weer voor
zorgen dat mensen zich veiliger voelen waardoor de leefbaarheid in de buurt verbetert.
Noura Ibrahim 2700341
Datum: Maandag 4 oktober 2021
Vraag 1.
1a) Voorbeelden van civil society:
De Landelijke Studentenvakbond (LSVb): https://lsvb.nl/over-ons/
Het LSVb is een vakbond dat zich vrijwillig inzet voor de belangen van Nederlandse
studenten. Het LSVb voldoet aan de criteria van Dekkers voor een civil society. De vakbond
is een vrijwillige beweging zonder hiërarchie en behoort niet tot de staat, de markt of een
gemeenschap (Dekker, 2009). De vakbond is ontstaan om op te komen voor de rechten
studenten en vormt zich in een vereniging. Deelnemers van de vakbond zijn toegewijd aan de
missie van de vakbond, namelijk de belangenbehartiging van studenten. In vakbonden zoals
deze vindt besluitvorming plaats doormiddel van discussie en gebruiken deelnemers onderling
geen geld of dwang maar argumenten. Het doel van de vakbond is om sociaal kapitaal te
werven en het belang en de mening van de studenten onder de (politieke) aandacht te brengen.
Het Rode Kruis: https://www.rodekruis.nl/wie-zijn-wij/
Het Rode Kruis is een vrijwillig hulpverlenersnetwerk zonder hiërarchie dat zich inzet voor
mensen in nood en staat los van de staat, de markt of een gemeenschap. Deze
burgergroepering is kenmerkend voor de oplossing van de civil society door de manier
waarop de burgerparticipatie plaatsvindt. Ten eerste is de missie van het Rode Kruis heel
breed: het helpen van mensen in nood. Er is niet altijd een specifieke groep die geholpen
wordt. Daarnaast zijn er veel manieren waarop er vrijwilligershulp kan worden aangeboden.
Dit kan doormiddel van geld, tijd en actie. Een gelddonatie hoeft echter niet specifiek naar
een bepaald doel te gaan, maar het geld gaat naar de organisatie die zelf bepaalt hoe het geld
wordt uitgegeven. Door bij te dragen aan het rode kruis is er een oplossing van civil society
omdat donateurs zich niet actief inzetten voor een bepaald doel en het hun soms niet uitmaakt
waar de steun precies terecht komt. Na het doneren voelen de donateurs geen behoefte meer
om in actie te komen en de handen uit de mouwen te steken.
1b) Landelijke StudentenVakbond (LSVb)
- Individueel niveau
o Economisch: Men heeft als doel beter en betaalbaar onderwijs voor studenten,
en huisvesting voor studenten. Het individu kan zelf een student zijn voor wie
deze behoefte geldt, of kan kinderen hebben die studeren.
o Sociologisch: uit solidariteit, de studenten vormen een grote groep van de
samenleving en zijn verbonden aan de maatschappij.
o Psychologisch: Men heeft persoonlijke motieven om bij te dragen aan
studenten, bijvoorbeeld uit empathie of omdat ze graag willen helpen.
o Bestuur: Het onderwijs is een onderdeel van de politiek (ministerie van
onderwijs, cultuur en wetenschap).
- Organisatieniveau:
o Domein: Het gaat om het onderwijs en het deel hiervan in de politiek
o Vraag: Het LSVb is een federatie van studentenverenigingen in
studentensteden die zich inzetten voor de studenten. Er zijn daarnaast veel
(gespecialiseerde) lidbonden die gezamenlijk de werkzaamheden van het
LSVb selecteren en controleren.
o Beleid jegens vrijwilligers: Vrijwilligers krijgen een vergoeding en reiskorting.
Vrijwilligers doen werkervaring op en verbreden hun sociaal netwerk.
, o Match met aanbod: Studenten willen bijdragen aan de vakbond omdat het hun
iets oplevert. Zij kunnen studenten helpen hun eigen doelen te bewerkstelligen.
De studenten investeren in zichzelf door vrijwillig bij te dragen.
(Hustinx et al, 2010)
Vraag 2.
2a) Dit opiniestuk sluit aan de ene kant aan bij het uitgangspunt van de ‘End of urbanism
thesis’ (Blockland & Rae, 2008). De economische, sociale en politieke rollen die wij hebben
worden gefragmenteerd en zijn niet meer lokaal verbonden, volgens Blockland & Rae. Dit
komt overeen met het opiniestuk waarin Grosfeld beschrijft dat de rollen van mensen
eveneens verspreid zijn, alleen niet naar andere locaties in de openbare ruimte, maar naar het
digitaal netwerk. Dit digitaal netwerk is echter een nieuwe vorm van openbare ruimte
waardoor dit opiniestuk wel een nieuw inzicht biedt aan de ‘End of urbanism thesis’. De
mensen voelen zich wellicht niet direct verbonden met hun buurt of stad, maar zouden dit ook
kunnen vervangen hebben met een digitaal netwerk, waarmee zij zich juist wel verbonden
voelen. De mensen gaan bijvoorbeeld niet meer naar het buurthuis om onderling verbonden te
blijven maar communiceren via een buurt-app. Ook bestaan er bijvoorbeeld veel fora en
facebookgroepen waarin mensen uit eenzelfde buurt of stad nieuws met elkaar delen of hulp
aan elkaar bieden. Dit aspect van de digitalisering biedt dus nieuwe voeding aan de ‘End of
urbanism thesis’ omdat urbanisatie vanuit een andere (digitale) dimensie bekeken kan
worden.
2b) Zoals in het antwoord hierboven genoemd als voorbeeld, zouden digitale netwerken zoals
buurt-apps en facebookgroepen de vorming van een buurt community naar mijn mening
kunnen bevorderen. De digitalisering zou vooral een positieve rol kunnen spelen voor de
vorming van een community in de buurt. Ik laat dit zien aan de hand van de vier treden naar
een sense of community van Völker et al (2007):
- Meeting opportunities: Mensen kunnen elkaar tegenkomen op digitale platformen die
verbonden zijn aan hun buurt. In een buurtapp heb je bijvoorbeeld een profiel met naam
en foto. De app heeft functies waardoor je buren kunt ‘tegenkomen’. Er kunnen topics of
vragen worden gesteld waar je op elkaar kunt reageren. Ook kunnen er online
evenementen worden georganiseerd die zowel digitaal als daadwerkelijk op een locatie
kunnen plaatsvinden.
- Individual motivation to invest in others: mensen kunnen de behoefte hebben om contact
te leggen met hun buren via de buurtapp om elkaar onder andere om hulp te vragen of aan
te bieden. Bijvoorbeeld om een oppas te vinden, iemand die bijles aan de kinderen kan
geven, de hond kan uitlaten, klusjes kan doen etc.
- Alternatives to realize individual goals: Online platformen bieden de mogelijkheid tot een
breder netwerk. Het is makkelijker om via een buurtapp een specifiek middel voor een
individueel doel te vinden omdat je een groter bereik kunt hebben dan het bereik dat je
hebt via de mensen die je op straat tegenkomt.
- Interdependencies: Buurtapps kunnen ervoor zorgen dat mensen elkaar meer en beter in
de gaten kunnen houden. De mensen kunnen elkaar bijvoorbeeld waarschuwen voor
inbraakpogingen of andere gevaren in de buurt. Deze mogelijkheid kan er weer voor
zorgen dat mensen zich veiliger voelen waardoor de leefbaarheid in de buurt verbetert.
