Week 1
Criminologie
De wetenschap die zich bezighoudt met de besturing van de aard en de achtergronden van
menselijke gedragingen die door de wetgever strafbaar zijn gesteld en van de wijze waarop
de overheid en de overige maatschappij daarop reageert.
Het is een systeem dat door kennis vergaring (ervaring, cijfers, onderzoek) iets over onze
wereld zegt in de vorm van theorieën, zodat wij de wereld waar wij in leven beter begrijpen.
Het doel is met behulp van verschillende theorieën en onderzoeken inzicht te krijgen in
zowel het menselijk gedrag als in de samenleving en op welke manier dit criminaliteit en
recidive kan verklaren.
Moffit - Dual taxonomy-theorie (Dunedin studie)
1. Life-course persistent: door trauma/ slechte opvoeding etc zie je dat ze over hun hele
leven problematisch gedrag vertonen.
- Start in de vroege kindertijd
- Opeenstapeling van negatieve individuele en sociale factoren
- Negatieve spiraal
2. Adolescence-limited: kwajongens
- Start later tot in de vroege jongvolwassenheid
- Geen grote pathologische factoren
- Maturity-gap (discrepantie tussen fysiek en sociale volwassenheid)
3. Abstainers
Criminogene factoren
Kenmerken of omstandigheden die kunnen bijdragen aan het plegen van delicten. Het gaat
om factoren die aan het risico op recidive bijdragen.
Twee soorten:
1. Statische factoren (geen verandering): geslacht, leeftijd, reeds gepleegde delicten.
2. Dynamische factoren (veranderbaar): huisvesting, financiën, gedrag (niet altijd).
a. Stabiel: Langdurige en intensieve interventie.
b. Acuut: gericht, acuut, snel handelen.
Factoren:
1. Delictgeschiedenis
2. Huidige/ laatste delict en delictpatroon
3. Huisvesting en wonen
4. Opleiding werk en leren
5. Inkomen en omgaan met geld
6. Relaties met partner, gezin en familie
7. Vrienden, kennissen en vrijetijdsbesteding
8. Druggebruik
9. Alcoholgebruik
10. Geestelijke gezondheid
11. Denkpatronen, gedrag en vaardigheden
12. Houding
, Week 2
Ecologisch model Bronfenbenner
- Microsysteem: de mensen waarin iemand
een relatie mee heeft, de nabije omgeving.
- Mesosysteem: relaties rondom nabije
omgeving.
- Exosysteem: instituten zoals de overheid,
werkplaatsen van familie.
- Macrosysteem: dominante normen en
waarden van een land.
Opvoeding - opvoedingsstijlen
Genegenheid (hechting, warmte en liefde) en
sturing (controle en verantwoordelijkheid) spelen
een rol bij de opvoeding.
Vijf stijlen:
1. Toegeeflijke: veel genegenheid en weinig sturing
2. Ondersteunende: voldoende genegenheid en sturing
3. Overbezorgde: veel genegenheid en weinig sturing
4. Verwaarlozende: weinig genegenheid en weinig sturing
5. Autoritaire: weinig genegenheid en veel sturing
Criminologie
De wetenschap die zich bezighoudt met de besturing van de aard en de achtergronden van
menselijke gedragingen die door de wetgever strafbaar zijn gesteld en van de wijze waarop
de overheid en de overige maatschappij daarop reageert.
Het is een systeem dat door kennis vergaring (ervaring, cijfers, onderzoek) iets over onze
wereld zegt in de vorm van theorieën, zodat wij de wereld waar wij in leven beter begrijpen.
Het doel is met behulp van verschillende theorieën en onderzoeken inzicht te krijgen in
zowel het menselijk gedrag als in de samenleving en op welke manier dit criminaliteit en
recidive kan verklaren.
Moffit - Dual taxonomy-theorie (Dunedin studie)
1. Life-course persistent: door trauma/ slechte opvoeding etc zie je dat ze over hun hele
leven problematisch gedrag vertonen.
- Start in de vroege kindertijd
- Opeenstapeling van negatieve individuele en sociale factoren
- Negatieve spiraal
2. Adolescence-limited: kwajongens
- Start later tot in de vroege jongvolwassenheid
- Geen grote pathologische factoren
- Maturity-gap (discrepantie tussen fysiek en sociale volwassenheid)
3. Abstainers
Criminogene factoren
Kenmerken of omstandigheden die kunnen bijdragen aan het plegen van delicten. Het gaat
om factoren die aan het risico op recidive bijdragen.
Twee soorten:
1. Statische factoren (geen verandering): geslacht, leeftijd, reeds gepleegde delicten.
2. Dynamische factoren (veranderbaar): huisvesting, financiën, gedrag (niet altijd).
a. Stabiel: Langdurige en intensieve interventie.
b. Acuut: gericht, acuut, snel handelen.
Factoren:
1. Delictgeschiedenis
2. Huidige/ laatste delict en delictpatroon
3. Huisvesting en wonen
4. Opleiding werk en leren
5. Inkomen en omgaan met geld
6. Relaties met partner, gezin en familie
7. Vrienden, kennissen en vrijetijdsbesteding
8. Druggebruik
9. Alcoholgebruik
10. Geestelijke gezondheid
11. Denkpatronen, gedrag en vaardigheden
12. Houding
, Week 2
Ecologisch model Bronfenbenner
- Microsysteem: de mensen waarin iemand
een relatie mee heeft, de nabije omgeving.
- Mesosysteem: relaties rondom nabije
omgeving.
- Exosysteem: instituten zoals de overheid,
werkplaatsen van familie.
- Macrosysteem: dominante normen en
waarden van een land.
Opvoeding - opvoedingsstijlen
Genegenheid (hechting, warmte en liefde) en
sturing (controle en verantwoordelijkheid) spelen
een rol bij de opvoeding.
Vijf stijlen:
1. Toegeeflijke: veel genegenheid en weinig sturing
2. Ondersteunende: voldoende genegenheid en sturing
3. Overbezorgde: veel genegenheid en weinig sturing
4. Verwaarlozende: weinig genegenheid en weinig sturing
5. Autoritaire: weinig genegenheid en veel sturing