Hele getallen
Deel A
Hoofdstuk 1
Strategiesommen = sommen die af te leiden zijn, door verdubbelen, halveren
en 1 meer.
Rekenregels = formules. Bij het indrukken van de = knop treedt een rekenregel
in werking.
Verschillende verschijningsvormen van getallen: hoeveelheidsgetal, meetgetal
(Bijv. 4 jaar), naamgetal (Bijv. Buslijn 4), telgetal (= rangorde in de telrij) en een
kaal rekengetal.
Getallen in het dagelijks leven voor groep 1, 2 en 3 Geldbedragen in
speelgoedfolders.
Getallen in het dagelijks leven voor groep 4 en 5 Op straat: huisnummers,
wegwijzers etc.
Getallen in het dagelijks leven voor groep 7 en 8 In kranten.
Kinderen worden op school bewust in aanraking gebracht met de getallenwereld,
dit kan m.b.v. een methode gebeuren.
In de handleiding van een methode wordt beschreven wat er in elke groep aan de
orde komt. Verschillende methodes: Pluspunt, Alles Telt, Talrijk, Rekenrijk.
Methodes volgen bepaalde leerlijnen. Er zijn leerlijnen voor optellen, aftrekken,
vermenigvuldigen, delen, breuken, meten en procenten.
Leerlijn = geven een overzicht van het leerproces, zodanig dat de kerndoelen
bereikt kunnen worden. (Leerlijn geven niet alleen aan waarnaar gestreefd wordt,
maar ook het proces ernaar toe)
Leergang = methodes worden ontwikkeld d.m.v. keuzes op gebied van hoe
kinderen gestimuleerd kunnen worden in hun ontwikkeling om de leerlijn te
realiseren.
Kerndoel = hierin is vastgesteld wat leerlingen aan het eind van de basisschool
moeten weten en kunnen op het gebied van de verschillende leerlijnen.
Er zijn twee manieren van delen: opdelen en verdelen.
De aanpak van de leerkracht moet aansluiten bij het niveau van de leerling.
Hulpmiddelen hierbij: het inzetten van contexten, materialen, modellen en
strategieën.
PPON = Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau. Eens in de 5 jaar wordt er
gekeken hoe kinderen halverwege de basisschool en aan het eind van de
basisschool rekenen. (Er wordt ook gekeken naar de oplossingsstrategieën die
kinderen toepassen. Tevens wordt berekend hoe groot de kans is op een goed
antwoord bij het gebruik van bepaalde strategieën)
Verschillende strategieën bij vermenigvuldigen: traditioneel cijferend,
kolomsgewijs cijferend, verdubbelen en halveren.
Verschillende strategieën bij hoofdrekenen: splitsen, rijgen en variastrategieën.
Hoofdstuk 2
Door realistische rekenopgaven te gebruiken kunnen kinderen ook voorkennis
(ervaringen) gebruiken om tot een oplossing te komen.
Bij het introduceren van basisvaardigheden gaat het er allereerst om dat
kinderen snappen wat ze doen. Begrip en inzicht creëren staat voorop. (Wordt
in groep 3 ondersteund met het ‘busmodel’)
Vanaf groep 3: de basisvaardigheden van optellen en aftrekken.
Vanaf groep 4: de basisvaardigheid van vermenigvuldigen.
Deel A
Hoofdstuk 1
Strategiesommen = sommen die af te leiden zijn, door verdubbelen, halveren
en 1 meer.
Rekenregels = formules. Bij het indrukken van de = knop treedt een rekenregel
in werking.
Verschillende verschijningsvormen van getallen: hoeveelheidsgetal, meetgetal
(Bijv. 4 jaar), naamgetal (Bijv. Buslijn 4), telgetal (= rangorde in de telrij) en een
kaal rekengetal.
Getallen in het dagelijks leven voor groep 1, 2 en 3 Geldbedragen in
speelgoedfolders.
Getallen in het dagelijks leven voor groep 4 en 5 Op straat: huisnummers,
wegwijzers etc.
Getallen in het dagelijks leven voor groep 7 en 8 In kranten.
Kinderen worden op school bewust in aanraking gebracht met de getallenwereld,
dit kan m.b.v. een methode gebeuren.
In de handleiding van een methode wordt beschreven wat er in elke groep aan de
orde komt. Verschillende methodes: Pluspunt, Alles Telt, Talrijk, Rekenrijk.
Methodes volgen bepaalde leerlijnen. Er zijn leerlijnen voor optellen, aftrekken,
vermenigvuldigen, delen, breuken, meten en procenten.
Leerlijn = geven een overzicht van het leerproces, zodanig dat de kerndoelen
bereikt kunnen worden. (Leerlijn geven niet alleen aan waarnaar gestreefd wordt,
maar ook het proces ernaar toe)
Leergang = methodes worden ontwikkeld d.m.v. keuzes op gebied van hoe
kinderen gestimuleerd kunnen worden in hun ontwikkeling om de leerlijn te
realiseren.
Kerndoel = hierin is vastgesteld wat leerlingen aan het eind van de basisschool
moeten weten en kunnen op het gebied van de verschillende leerlijnen.
Er zijn twee manieren van delen: opdelen en verdelen.
De aanpak van de leerkracht moet aansluiten bij het niveau van de leerling.
Hulpmiddelen hierbij: het inzetten van contexten, materialen, modellen en
strategieën.
PPON = Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau. Eens in de 5 jaar wordt er
gekeken hoe kinderen halverwege de basisschool en aan het eind van de
basisschool rekenen. (Er wordt ook gekeken naar de oplossingsstrategieën die
kinderen toepassen. Tevens wordt berekend hoe groot de kans is op een goed
antwoord bij het gebruik van bepaalde strategieën)
Verschillende strategieën bij vermenigvuldigen: traditioneel cijferend,
kolomsgewijs cijferend, verdubbelen en halveren.
Verschillende strategieën bij hoofdrekenen: splitsen, rijgen en variastrategieën.
Hoofdstuk 2
Door realistische rekenopgaven te gebruiken kunnen kinderen ook voorkennis
(ervaringen) gebruiken om tot een oplossing te komen.
Bij het introduceren van basisvaardigheden gaat het er allereerst om dat
kinderen snappen wat ze doen. Begrip en inzicht creëren staat voorop. (Wordt
in groep 3 ondersteund met het ‘busmodel’)
Vanaf groep 3: de basisvaardigheden van optellen en aftrekken.
Vanaf groep 4: de basisvaardigheid van vermenigvuldigen.