LEERDOELEN THEMA 1
DEFINIEER DE (MAXIMALE) ZUURSTOFOPNAME (WERKCOLLEGE)
Maximaal zuurstofverbruik:
- Uithoudingsvermogen
- Maximale aerobe capaciteit
- Grootste hoeveelheid O2 die een persoon kan gebruiken tijdens lichamelijke
inspanning
o Mogelijkheid om O2 op te nemen, te transporteren en af te geven aan
skeletspieren voor gebruik door spieren te trainen
o Uitgedrukt als L/min of ml/kg/min
- Biedt een kwantitatieve meting van de capaciteit voor aerobe ATP
VO2max = SVmax x HRmax X (CaO2 – CvO2) max
BESCHRIJF HOE ZUURSTOFOPNAME GEMETEN WORDT (WERKCOLLEGE)
DEFINIEER HET ‘RESPIRATORY QUOTIENT’ (RQ) EN DE ‘RESPIRATORY EXCHANGE RATIO’
RER (WERKCOLLEGE)
Het geproduceerd kooldioxide per eenheid verbruikte zuurstof met het type substraat dat
wordt gekataboliseerd wordt weergegeven door het ademhalingsquotiënt (RQ):
RQ = CO2 geproduceerd/ O2 geconsumeerd
De RQ gaat ervan uit dat de uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide, gemeten in de
longen, de gasuitwisseling weerspiegelt door de katabolisme van macronutriënten in de cel.
RER = RQ tijdens steady state exercise.
, BESCHRIJF DE RELATIE TUSSEN DE RQ EN DE VOOR METABOLISME GEBRUIKTE
VOEDINGSSTOFFEN
RQ & koolhydraten
Gasuitwisseling tijdens glucose-oxidatie produceert een aantal CO2-moleculen dat gelijk is
aan het aantal verbruikte O2-moleculen; daarom is de RQ voor koolhydraten gelijk aan 1,00.
RQ & vet
De chemische samenstelling van vetten verschilt van die van koolhydraten omdat vetten
aanzienlijk meer waterstof- en koolstofatomen bevatten dan zuurstofatomen. Daardoor
vereist vetkatabolisme meer zuurstof in verhouding tot de productie van kooldioxide.
Palmitinezuur, een typisch vetzuur, oxideert bijvoorbeeld tot koolstofdioxide en water,
waarbij 16 koolstofdioxidemoleculen worden geproduceerd voor elke 23 verbruikte
zuurstofmoleculen. De volgende vergelijking vat deze uitwisseling samen om de RQ te
berekenen:
RQ & eiwitten
Eiwitten oxideren niet zomaar tot kooldioxide en water tijdens de energiestofwisseling in
het lichaam. In plaats daarvan wordt het aminozuurmolecuul eerst gedeamineerd in de
lever. Het lichaam scheidt vervolgens de stikstof- en zwavelfragmenten uit in de urine,
zweet en ontlasting. Het resterende ketozuurfragment oxideert tot koolstofdioxide en water
om energie te leveren voor biologisch werk.
Om volledige verbranding te bereiken, hebben deze ketozuren met een korte keten, net als
bij vetkatabolisme, meer zuurstof nodig in verhouding tot het geproduceerde kooldioxide.
Het eiwit albumine oxideert als volgt:
DEFINIEER DE (MAXIMALE) ZUURSTOFOPNAME (WERKCOLLEGE)
Maximaal zuurstofverbruik:
- Uithoudingsvermogen
- Maximale aerobe capaciteit
- Grootste hoeveelheid O2 die een persoon kan gebruiken tijdens lichamelijke
inspanning
o Mogelijkheid om O2 op te nemen, te transporteren en af te geven aan
skeletspieren voor gebruik door spieren te trainen
o Uitgedrukt als L/min of ml/kg/min
- Biedt een kwantitatieve meting van de capaciteit voor aerobe ATP
VO2max = SVmax x HRmax X (CaO2 – CvO2) max
BESCHRIJF HOE ZUURSTOFOPNAME GEMETEN WORDT (WERKCOLLEGE)
DEFINIEER HET ‘RESPIRATORY QUOTIENT’ (RQ) EN DE ‘RESPIRATORY EXCHANGE RATIO’
RER (WERKCOLLEGE)
Het geproduceerd kooldioxide per eenheid verbruikte zuurstof met het type substraat dat
wordt gekataboliseerd wordt weergegeven door het ademhalingsquotiënt (RQ):
RQ = CO2 geproduceerd/ O2 geconsumeerd
De RQ gaat ervan uit dat de uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide, gemeten in de
longen, de gasuitwisseling weerspiegelt door de katabolisme van macronutriënten in de cel.
RER = RQ tijdens steady state exercise.
, BESCHRIJF DE RELATIE TUSSEN DE RQ EN DE VOOR METABOLISME GEBRUIKTE
VOEDINGSSTOFFEN
RQ & koolhydraten
Gasuitwisseling tijdens glucose-oxidatie produceert een aantal CO2-moleculen dat gelijk is
aan het aantal verbruikte O2-moleculen; daarom is de RQ voor koolhydraten gelijk aan 1,00.
RQ & vet
De chemische samenstelling van vetten verschilt van die van koolhydraten omdat vetten
aanzienlijk meer waterstof- en koolstofatomen bevatten dan zuurstofatomen. Daardoor
vereist vetkatabolisme meer zuurstof in verhouding tot de productie van kooldioxide.
Palmitinezuur, een typisch vetzuur, oxideert bijvoorbeeld tot koolstofdioxide en water,
waarbij 16 koolstofdioxidemoleculen worden geproduceerd voor elke 23 verbruikte
zuurstofmoleculen. De volgende vergelijking vat deze uitwisseling samen om de RQ te
berekenen:
RQ & eiwitten
Eiwitten oxideren niet zomaar tot kooldioxide en water tijdens de energiestofwisseling in
het lichaam. In plaats daarvan wordt het aminozuurmolecuul eerst gedeamineerd in de
lever. Het lichaam scheidt vervolgens de stikstof- en zwavelfragmenten uit in de urine,
zweet en ontlasting. Het resterende ketozuurfragment oxideert tot koolstofdioxide en water
om energie te leveren voor biologisch werk.
Om volledige verbranding te bereiken, hebben deze ketozuren met een korte keten, net als
bij vetkatabolisme, meer zuurstof nodig in verhouding tot het geproduceerde kooldioxide.
Het eiwit albumine oxideert als volgt: