Schaarste kan je hebben voor bijna alles. Je hebt schaarste als je iets moet opgeven om iets
anders te krijgen. Je hebt dus niet genoeg middelen (tijd en geld) om in al je behoeften te
voorzien. Als je niet genoeg middelen hebt om voor alle opties te kiezen, ga je voor de beste
keuze. De opofferingskosten bestaan uit de kosten voor het beste alternatief dat je niet
kiest. Middelen zijn niet alternatief aanwendbaar. Je kan dus niet naar de supermarkt terwijl
je moet werken.
Economie is de wetenschap die zich bezighoudt met de manier hoe mensen met de schaarse
middelen in hun behoeften proberen te voorzien.
Mensen hebben verschillende behoeften. Primaire behoeften zijn de behoeften die iemand
nodig heeft om in leven te blijven. Secundaire behoeften zijn niet noodzakelijk.
Statusgoederen zijn producten waarmee je kunt voorzien in de behoefte aan erkenning,
waardering en het je onderscheiden van anderen.
Micro-economie is de bestudering op de economie van mensen, gezinnen en bedrijven,
maar macro-economie kijkt naar de economie in een land, zoals de werkloosheid.
Er zijn 4 soorten productiefactoren. Deze maken productie mogelijk:
- Kapitaal: machines, gebouwen en transportmiddelen
- Arbeid: de werknemers (menselijk kapitaal)
- Natuur: levert grond, natuurlijke grondstoffen en energie
- Ondernemerschap: het initiatief om natuur, arbeid en kapitaal te combineren, zo
begin je dus een ‘onderneming’
De aanschaf van kapitaalgoederen door bedrijven noemen we investeren.
1.2 Budgettaire vraagstukken
Je maakt een budget begroting als je inzicht wilt krijgen in je verwachte inkomsten en
uitgaven in een bepaalde periode. Dit kan je bijvoorbeeld doen als je niet veel geld
overhoudt aan het eind van de maand. Als je verwachte uitgaven in je begroting hoger zijn
dan de verwachte inkomsten, dan heb je een budgettair probleem. Dit kan je oplossen door
minder uit te geven (bezuinigen) of door meer te gaan werken.