klas 5 SE week 3 Tahrim Ramdjan
Kennen en kunnen (eindtermen)
1. Weten hoe de Nederlandse staatsinrichting zich ontwikkelde vanaf eind middeleeuwen
tot eind 18e eeuw;
antwoord in §1.1
o Er was tot 1585 een decentraal bestuur van zeventien gewesten, die veel zelf
besloten. Sommige dingen besloten ze gezamenlijk in de Staten-Generaal.
o De 17 gewesten kwamen in opstand tegen de katholieke koning (terwijl het land
calvinistisch was) die centraal bestuur wilde (terwijl de gewesten het decentraal zo
prima vonden). Zo richtten ze het militaire verbond van de Unie van Utrecht op.
o Ze waren in opstand gekomen tegen de koning Filips II in 1581 en richtten in 1588 de
Republiek der Verenigde Nederlanden op. De macht was vooral in handen van
vooraanstaande families, regenten en de stadhouder.
o In 1775 ontstond de gedachte aan volkssoevereiniteit: er vormden zich groepen
patriotten die eind 18e eeuw de Bataafse Republiek oprichtten.
o Men kon echter toen geen grondwet bedenken, dus grepen radicale democraten de
macht en ontstond er een grondwet. Nederland eenheidsstaat, algemeen
mannenkiesrecht.
2. De opvattingen van enkele belangrijke denkers over de relatie tussen staat en
onderdanen kennen;
antwoord in §1.2
o Locke: staat was gebaseerd op sociaal contract tussen overheid en onderdanen.
Overheid moet de natuurrechten van de mens beschermen (recht op leven, vrijheid
en bezit). Schond de overheid deze rechten, dan mocht het volk in opstand komen.
o Montesquieu: trias politica, scheiding der machten.
o Rousseau: staat was gebaseerd op contract tussen overheid en onderdanen waarbij
macht wordt overgedragen aan een gekozen volksvertegenwoordiging die de
algemene wil vertegenwoordigt
3. Weten welke veranderingen in het Nederlands bestuur plaatsvonden in de periode
1783-1813;
antwoord in §1.2 en §1.3
o Er ontstond wil naar volkssoevereiniteit en in 1795 ontstonden er comités van
patriotten die vrij rustig de macht overgeheveld kregen. Bataafse Republiek
uitgeroepen.
o In 1796 ontstond de Nationale Vergadering die een grondwet moest ontwerpen, dit
lukte niet. In 1798 pleegde een stel radicale democraten m.b.v. Franse troepen een
staatsgreep en maakten zij een grondwet.
o Nederland eenheidsstaat, algemeen mannenkiesrecht.
o Napoleon greep de macht in 1801 en voerde censuskiesrecht in; in 1805 stelde hij
een dictator aan en in 1806 stelde hij een broer van hem aan als koning van
Koninkrijk Holland.
o In 1810 werd Holland bij Frankrijk ingelijfd, en in 1813 weer bevrijd door Engelse en
Schotse troepen.
o De zoon van de laatste stadhouder, Willem-Frederik, werd toen koning Willem I van
het Koninkrijk der Nederlanden en stelde een parlement in onder de oude naam
Staten-Generaal, bestaande uit Eerste en Tweede Kamer.
4. Weten hoe het parlementaire stelsel werkte tussen 1813-1848;
antwoord in §1.3
o De koning had de Eerste Kamer aangesteld, die de ‘menagerie du roi’ werd genoemd,
omdat die praktisch geen macht had. Alleen aanzienlijke mensen werden door de
koning aangesteld.
o De Tweede Kamer werd gekozen door de Provinciale Staten en bestond uit de lage
adel en stedelijke regenten.
o De koning had de facto nog de meeste macht en kon genoeg besluiten buiten de
Staten-Generaal om.