Geschiedenis
5 perioden:
Prehistorie: tot 3000v.chr.
Oudheid: 3000v.chr. – 500n.chr.
Middeleeuwen: 500 – 1500
Vroeg moderne tijd: 1500-1800
Moderne tijd: 1800 - nu
Klassieke oudheid: 500v.c.- 500n.c
-hoogtepunt van de Grieken en Romeinen
o Begin moderne geneeskunde en wetenschappelijk denken.
o Athene --> eerste democratie
o Afkomst ons schoonheidsideaal (gespierd/slank)
o Bouwstijl/architectuur --> heden
Grieken hoogontwikkeld met: kunst, literatuur, filosofie, politiek, wetenschap, architectuur. De
Griekse cultuur --> klassieke cultuur. De Romeinen nemen veel van deze Griekse cultuur over -->
Grieks-Romeinse cultuur.
‘’De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken over burgerschap in de Griekse stadstaat.”
Wetenschappelijk denken:
Socratis Griekse denker uit het klassieke Athene die beschouwd wordt als een van de stichters van
de westers filosofie. Zijn navolgers Plato, Aristoteles en hij zochten verklaringen voor de natuur
om hen heen en het menselijk gedrag. Ze zochten de verklaringen niet meer in de goden
(mythisch denken), maar door zelf het verstand te gebruiken (wetenschappelijk denken).
Burgerschap en politiek:
− Griekenland bestond uit verschillende stadstate (polis).
− De bekendste waren Athene en Sparta.
− 507v.c in Athene democratie ingevoerd.
− Elke polis had een eigen bestuursvorm. In Sparta was er een koning in andere steden had
bijvoorbeeld een kleine groep rijke families de macht (aristocratie).
− Athene en Sparta hadden grote verschillen:
o Athene --> cultuur
o Sparta --> leger
− Burgerschap: de manier waarop inwoners deel hebben en deelnemen aan de maatschappij.
− Politiek: wie heeft de macht en hoe werkt het bestuur van een land etc.
− Stadstaat: stad + omliggend platteland met een eigen onafhankelijk bestuur.
“De klassieke vormentaal van de Griekse-Romeinse cultuur.”
De klassieke vormentaal:
1
, De Griekse stadstaten: prachtige kunst --> gebouwen, beelden, tempels… Romeinen
bewonderen deze kunst en mengen deze met hun eigen stijl --> Griekse-Romeinse kunst. Dit
noemen we klassiek:
- afkomstig uit de oudheid
- tijdloze kwaliteit
“De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich door Europa
verspreidde.”
Romanisering:
Het Romeinse rijk begon als een dorpje aan een rivier, de liber. Vanuit dar ontstond al snel een
stad, die steeds meer omliggend gebied veroverde met haar sterke leger --> Romeinse expansie.
Vanaf de 1e eeuw v.chr is het Romeinse rijk echt een wereldrijk (imperium). Romeinen brachten
hun eigen cultuur mee naar de veroverde gebieden.
Romanisering: de verspreiding en overname van de Romeinse cultuur.
2.2 de Griekse stadstaten
“Ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de
Griekse stadstaten”
− Griekenland was geen eenheidsstaat, omdat het niet 1 land was met 1 bestuur, het bestond
uit losse stadstaten die allemaal hun eigen bestuur hadden.
− Monarchie: bestuursvorm met erfelijk stadshoofd --> koning
− Aristocratie: bestuursvorm waarin de Adel de macht heeft.
− Burgerschap: gaf recht op grondbezit en het recht om deel te nemen aan het bestuur en de
rechtspraak.
o Athene
-vrij volwassen (18-23) man van wie minimaal een ouder uit Athene kwam (na 5n.c 2
ouders) en als je de stad had gediend in een oorlog.
o Sparta
-als beide ouders Spartanen waren, maar eigenlijk bepaalde de koning en zijn familie
bijna alles.
− De stadstaten vochten vaak om vruchtbaar grondgebied, er was veel rotsachtig bergland.
− Griekenland ‘als’ een volk: zelfde taal, olympische spelen, agrarische stedelijke
samenleving.
− Door de relatieve welvaart van de Griekse staten konden de inwoners zich ook bezighouden
met andere zaken dan voedsel: wetenschap, politiek, kunst.
− Sparta en Athene werkte normaal niet samen. Alleen als Griekenland werd bedreigd.
− Verschillen tussen Sparta en Athene:
o Athene
-alle vormen va kunst: architectuur, beeldhouwkunst, theater en muziek.
-discussiëren over politiek en wetenschap.
o Sparta
2
5 perioden:
Prehistorie: tot 3000v.chr.
Oudheid: 3000v.chr. – 500n.chr.
Middeleeuwen: 500 – 1500
Vroeg moderne tijd: 1500-1800
Moderne tijd: 1800 - nu
Klassieke oudheid: 500v.c.- 500n.c
-hoogtepunt van de Grieken en Romeinen
o Begin moderne geneeskunde en wetenschappelijk denken.
o Athene --> eerste democratie
o Afkomst ons schoonheidsideaal (gespierd/slank)
o Bouwstijl/architectuur --> heden
Grieken hoogontwikkeld met: kunst, literatuur, filosofie, politiek, wetenschap, architectuur. De
Griekse cultuur --> klassieke cultuur. De Romeinen nemen veel van deze Griekse cultuur over -->
Grieks-Romeinse cultuur.
‘’De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken over burgerschap in de Griekse stadstaat.”
Wetenschappelijk denken:
Socratis Griekse denker uit het klassieke Athene die beschouwd wordt als een van de stichters van
de westers filosofie. Zijn navolgers Plato, Aristoteles en hij zochten verklaringen voor de natuur
om hen heen en het menselijk gedrag. Ze zochten de verklaringen niet meer in de goden
(mythisch denken), maar door zelf het verstand te gebruiken (wetenschappelijk denken).
Burgerschap en politiek:
− Griekenland bestond uit verschillende stadstate (polis).
− De bekendste waren Athene en Sparta.
− 507v.c in Athene democratie ingevoerd.
− Elke polis had een eigen bestuursvorm. In Sparta was er een koning in andere steden had
bijvoorbeeld een kleine groep rijke families de macht (aristocratie).
− Athene en Sparta hadden grote verschillen:
o Athene --> cultuur
o Sparta --> leger
− Burgerschap: de manier waarop inwoners deel hebben en deelnemen aan de maatschappij.
− Politiek: wie heeft de macht en hoe werkt het bestuur van een land etc.
− Stadstaat: stad + omliggend platteland met een eigen onafhankelijk bestuur.
“De klassieke vormentaal van de Griekse-Romeinse cultuur.”
De klassieke vormentaal:
1
, De Griekse stadstaten: prachtige kunst --> gebouwen, beelden, tempels… Romeinen
bewonderen deze kunst en mengen deze met hun eigen stijl --> Griekse-Romeinse kunst. Dit
noemen we klassiek:
- afkomstig uit de oudheid
- tijdloze kwaliteit
“De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich door Europa
verspreidde.”
Romanisering:
Het Romeinse rijk begon als een dorpje aan een rivier, de liber. Vanuit dar ontstond al snel een
stad, die steeds meer omliggend gebied veroverde met haar sterke leger --> Romeinse expansie.
Vanaf de 1e eeuw v.chr is het Romeinse rijk echt een wereldrijk (imperium). Romeinen brachten
hun eigen cultuur mee naar de veroverde gebieden.
Romanisering: de verspreiding en overname van de Romeinse cultuur.
2.2 de Griekse stadstaten
“Ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de
Griekse stadstaten”
− Griekenland was geen eenheidsstaat, omdat het niet 1 land was met 1 bestuur, het bestond
uit losse stadstaten die allemaal hun eigen bestuur hadden.
− Monarchie: bestuursvorm met erfelijk stadshoofd --> koning
− Aristocratie: bestuursvorm waarin de Adel de macht heeft.
− Burgerschap: gaf recht op grondbezit en het recht om deel te nemen aan het bestuur en de
rechtspraak.
o Athene
-vrij volwassen (18-23) man van wie minimaal een ouder uit Athene kwam (na 5n.c 2
ouders) en als je de stad had gediend in een oorlog.
o Sparta
-als beide ouders Spartanen waren, maar eigenlijk bepaalde de koning en zijn familie
bijna alles.
− De stadstaten vochten vaak om vruchtbaar grondgebied, er was veel rotsachtig bergland.
− Griekenland ‘als’ een volk: zelfde taal, olympische spelen, agrarische stedelijke
samenleving.
− Door de relatieve welvaart van de Griekse staten konden de inwoners zich ook bezighouden
met andere zaken dan voedsel: wetenschap, politiek, kunst.
− Sparta en Athene werkte normaal niet samen. Alleen als Griekenland werd bedreigd.
− Verschillen tussen Sparta en Athene:
o Athene
-alle vormen va kunst: architectuur, beeldhouwkunst, theater en muziek.
-discussiëren over politiek en wetenschap.
o Sparta
2
