College aantekeningen Kwalitative Onderzoeksmethoden

Aantekeningen - kwalitatieve onderzoeksmethoden

Week 1


Kwalitatief onderzoek is exploratief  open voor nieuwe inzichten en vorming van nieuwe theorieën.


Verschil kwalitatief vs. kwantitatief onderzoek.
Kwantiatief onderzoek  hypothesevorming  dataverzameling  conclusie
Kwalitatief onderzoek  dataverzameling  hypothesevorming  conclusie


Filosofische stroming:
- Positivisme: Wereld is een op zichzelf staande werkelijkheid  onderzoek draait dus om het
verzamelen van meetbare feiten  KWANTITATIEF
- Interpretivisme: Wereld is een ‘sociaal geconstrueerd’, betekenis is prajectief  onderzoek
draait dus om het begrijpen van persoonlijke interpretaties ‘feiten bestaan niet’ Je kunt alleen
dingen waarnemen door middel van praten met elkaar  KWALITATIEF
- Ontologisch  het doel van kwalitatief onderzoek om verschillende interpretaties van
fenomenen zo duidelijk en volledig mogelijk weer te geven
- Epistomologisch  aan de hand van je onderzoek is kwantitatief of kwalitatief beter


Verschil tussen kwantitatief en kwalitatief
Kwantitatief (natuurwetenschappen) : vooraf vastgestelde categorieën telbare uitkomsten – grote
steekproef  TOETSEND
Kwalitatief (sociale wetenschappen) : Focus op eigen ervaringen, ruimte voor nieuwe inzichten –
kleine steekproef  TOETSEND


 Het ene type onderzoek is niet beter of waardevoller dan het andere en het doel en uitkomsten
kunnen verschillend gebruikt worden.
o Kwalitatief onderzoek toetst causale verbanden, laat zien in hoeverre een vooraf opgesteld
hypothese ondersteund word
o Kwalitatief geeft nieuwe inzichten, geeft rijke data waar patronen uit naar voren kunnen
komen. Doel is een zo volledig mogelijk beeld van het onderzoeksonderwerp




Kwantitatief Kwalitatief
Voordelen  Objectief  Bestudeert

,  Geschikt voor onderwerp in de
beschrijvend en causaal diepte, kijkt ook
onderzoek naar de context
 Geschikt voor  Geschikt voor
generalisatie exploratief
onderzoek
Nadelen  Kijkt niet naar context  Gevoelig voor
 Hoeveel kun je echt interpretatie,
controleren/ hoeveel komt  Moeilijk validiteit
het overeen met real life? en betrouwbaarheid
 Zijn er alternatieve bepalen
verklaringen dan die in de
hypothese


Exploratief onderzoek  Je weet al iets over het onderwerp, maar je staat open voor nieuwe dingen
‘Open but not empty minded’


Wanneer is kwalitatief zeker geschikter?
 Een onderzoeksonderwerp is relatief onbekend
 Als persoonlijke ervaringen een belangrijke rol spelen in het onderzoek
 Als het onderwerp onoverzichtelijk of complex is (een onderwerp vereist specialistische
kennis)
 Als het onderwerp subjectief of moeilijk definieerbaar is
 Als het onderwerp gevoelig ligt


Wanneer is een combinatie geschikt?
 Beginnen met een hypothesevormende kwalitatieve studie en eindigen met een hypothese
toetsende kwantitatieve studie is logisch
 Tegelijk: Je wilt weten hoe het werkt, maar ook hoe het gebruik wordt
 Andersom: eerst kwantitatief daarna specialiseren met kwalitatief onderzoek


Verschillende vragen:
 Contextual: Definities
 Explanatory: Verklaringen – why/ welke
 Evaluative - wanneer werkt iets en wanneer niet – how
 Generative - nieuwe ideeën genereren


Eisen aan een goede onderzoeksvraag:
 Duidelijk, begrijpelijk en ondubbelzinnig
 Gefocust, maar niet te krap

,  Geschikt voor beantwoording dmv dataverzameling
 Relevant en betekenisvol
 Gebaseerd op en/of gerelateerd aan bestaande theorie
 Haalbaar met beschikbare middelen


Wat je niet moet doen:
 ‘Simplistic inductivism’  gewoon proberen
 ‘Kitchen sinkers’  allerlei ideeën door elkaar
 ‘Grand theorists’  theorie als middel en doel (idee dat je juist inleest maar wel open blijft
naar nieuwe theorieën


Verschillende soorten data binnen kwalitatieve data:
 Primaire data: Zelf verzamelde data die nodig zijn voor het beantwoorden van de
onderzoeksvraag (middels observatie of communicatie)
 Secundaire data: Data die al eerder of door iemand anders zijn verzameld, vaak voor andere
doelen dan het beantwoorden van jouw onderzoeksvraag (bijvoorbeeld interviews, verslagen
etc.)
 Naturally occuring data: Data die zonder inmenging van de onderzoeker ontstaat/ te verkrijgen
is.  bestaande documenten, websites, te observeren gedrag.
 Generated data: Data die als gevolg van het onderzoek is ontstaan.  Interviews,
focusgroepen etc.


Hoe weet je wat voor soort data je moet gebruiken?
 Het belang van context van gedrag
 Het detailniveau dat gevraagd is
 Of de interpretatie van de onderzoeker of de deelnemer gevraagd wordt (onderzoeker zal
secundaire data, en deelnemer primaire data zijn)


Algemene standaarden normen en waarden deelnemer:
 Onderzoek moet waardevol zijn en deelname aan dat onderzoek mag niet onredelijk belastend
zijn – elke keer de vraag stellen: is dit zinvol?
 Deelname moet altijd gebeuren op basis van informed consent
 Deelname moet vrijwillig zijn zonder druk
 Negatieve gevolgen van deelname moeten voorkomen worden, en risico’s vooraf gedeeld
 Anonimiteit en vertrouwelijkheid altijd respecteren