Samenvatting boek ‘RECHT
voor de zorg- en
welzijnsprofessional’
Opleiding: SPH
Leerjaar: 3
Vak: Drang en dwang
Samenvatting van:
H1 Deel 1. paragraaf 1.4 t/m 1.4.1.5
H2 Deel 1. paragraaf 2.2.3
H2 Deel 2. Paragraaf 2.1 tot aan 2.1.4. Paragraaf 2.3 en 2.7
H3 Deel 2. Paragraaf 3.1
H2 Deel 2. Paragraaf 2.1.6
H1 Deel 3 Paragraaf 1.1 en 1.2
H7 Deel 1. Paragraaf 7.6
H3 Deel 3. Paragraaf 3.1 t/m 3.1.3.4
H2 Deel 2. Paragraaf 2.1.6 t/m 2.1.6.7
H2 Deel 3. Paragraaf 2.5
H3 Deel 2. Paragraaf 3.7.4 t/m 3.7.4.8
H3 Deel 3. Paragraaf 3.2
H3 Deel 2. Paragraaf 3.7.1 t/m 3.7.3
H4 Deel 4. Paragraaf 4.1.2 en 4.1.2
, Deel 1, hoofdstuk 1. Paragraaf 1.4 t/m 1.4.1.5 Ordening rechtsregels
Om de weg naar een bepaalde rechtsregel te kunnen vinden worden de
rechtsregels in verschillende rechtsregels in verschillende rechtsgebieden
ondergebracht:
1. Burgerlijk recht (civiel recht/privaatrecht). Een belangrijk kenmerk van een
privaatrechtelijke rechtsregel is dat de rechtsrelatie tussen burgers
onderling centraal staat. Het burgerlijk recht wordt opgesplitst in:
- Natuurlijk personenrecht. De rechtsregel die de positie van de persoon
zelf, de persoon in relatie tot zijn familie of de persoon in relatie tot zijn
levenspartner bepaalt.
- Rechtspersonenrecht
- Vermogensrecht. De op geld waardeerbare rechten en plichten staan
centraal. Het goederenrecht en de verbintenissenrecht worden hierin
onderscheiden.
2. Strafrecht. De geboden of verboden vallen het eerst op. Het is strafrecht
als de rechter bij niet-naleving van de geboden of verboden een straf mag
opleggen.
3. Administratief recht/bestuursrecht. Bevat de meest recent ontstane
rechtsregels. Het bestuursrecht hoort bij een actief optredende overheid
(deze draagt zorg voor een samenleving waar de sociale verzorging hoog
in het vaandel staan).
4. Staatsrecht. Belangrijke thema’s die binnen het staatsrecht geregeld
worden zijn: de staatsorganen (de koning, provincies, gemeenten enz.), de
grondrechten en de wijze waarop burgers invloed kunnen uitoefenen op de
samenstelling van de staatsorganen; het gaat hier om het kiezen en
gekozen worden.
Deel 1, hoofdstuk 2. Paragraaf 2.2.3 Parlementair democratische
rechtsstaat
Kenmerken van een rechtsstaat:
- Het legaliteitsbeginsel = elk overheidshandelen moet op een wettelijke
grondslag berusten.
- Beginsel van de machtenscheiding; in beginsel mag een orgaan zich slechts
met het uitoefenen van één macht bezighouden.
- Grondrechten
- Onafhankelijke rechtspraak; bij geschillen kan er door een onafhankelijke
rechter worden beslist.
Kenmerken van een parlementaire democratie:
- Vrije en geheime verkiezingen om van een verkozen volksvertegenwoordiging
verzekerd te zijn.
- Mogelijkheid van rechtstreekse invloed van burgers. Voorbeelden hiervan zijn
het petitierecht (het recht van de burger om bij een officiele instantie een
verzoekschrift, oftewel petitie aan te brengen) en het burgerinitiatief.
- Openbaarheid van besluitvorming en openbaarheid van besluiten
- Vertegenwoordigende colleges
- Parlementair stelsel
- Vrije en onafhankelijke media
Deel 2, hoofdstuk 2. Paragraaf 2.1 tot 2.1.4 Kind/jongere en gezin
Minderjarige: Vanaf je geboorte tot je 18de levensjaar.
Rechtspositie: Rechten en plichten.
voor de zorg- en
welzijnsprofessional’
Opleiding: SPH
Leerjaar: 3
Vak: Drang en dwang
Samenvatting van:
H1 Deel 1. paragraaf 1.4 t/m 1.4.1.5
H2 Deel 1. paragraaf 2.2.3
H2 Deel 2. Paragraaf 2.1 tot aan 2.1.4. Paragraaf 2.3 en 2.7
H3 Deel 2. Paragraaf 3.1
H2 Deel 2. Paragraaf 2.1.6
H1 Deel 3 Paragraaf 1.1 en 1.2
H7 Deel 1. Paragraaf 7.6
H3 Deel 3. Paragraaf 3.1 t/m 3.1.3.4
H2 Deel 2. Paragraaf 2.1.6 t/m 2.1.6.7
H2 Deel 3. Paragraaf 2.5
H3 Deel 2. Paragraaf 3.7.4 t/m 3.7.4.8
H3 Deel 3. Paragraaf 3.2
H3 Deel 2. Paragraaf 3.7.1 t/m 3.7.3
H4 Deel 4. Paragraaf 4.1.2 en 4.1.2
, Deel 1, hoofdstuk 1. Paragraaf 1.4 t/m 1.4.1.5 Ordening rechtsregels
Om de weg naar een bepaalde rechtsregel te kunnen vinden worden de
rechtsregels in verschillende rechtsregels in verschillende rechtsgebieden
ondergebracht:
1. Burgerlijk recht (civiel recht/privaatrecht). Een belangrijk kenmerk van een
privaatrechtelijke rechtsregel is dat de rechtsrelatie tussen burgers
onderling centraal staat. Het burgerlijk recht wordt opgesplitst in:
- Natuurlijk personenrecht. De rechtsregel die de positie van de persoon
zelf, de persoon in relatie tot zijn familie of de persoon in relatie tot zijn
levenspartner bepaalt.
- Rechtspersonenrecht
- Vermogensrecht. De op geld waardeerbare rechten en plichten staan
centraal. Het goederenrecht en de verbintenissenrecht worden hierin
onderscheiden.
2. Strafrecht. De geboden of verboden vallen het eerst op. Het is strafrecht
als de rechter bij niet-naleving van de geboden of verboden een straf mag
opleggen.
3. Administratief recht/bestuursrecht. Bevat de meest recent ontstane
rechtsregels. Het bestuursrecht hoort bij een actief optredende overheid
(deze draagt zorg voor een samenleving waar de sociale verzorging hoog
in het vaandel staan).
4. Staatsrecht. Belangrijke thema’s die binnen het staatsrecht geregeld
worden zijn: de staatsorganen (de koning, provincies, gemeenten enz.), de
grondrechten en de wijze waarop burgers invloed kunnen uitoefenen op de
samenstelling van de staatsorganen; het gaat hier om het kiezen en
gekozen worden.
Deel 1, hoofdstuk 2. Paragraaf 2.2.3 Parlementair democratische
rechtsstaat
Kenmerken van een rechtsstaat:
- Het legaliteitsbeginsel = elk overheidshandelen moet op een wettelijke
grondslag berusten.
- Beginsel van de machtenscheiding; in beginsel mag een orgaan zich slechts
met het uitoefenen van één macht bezighouden.
- Grondrechten
- Onafhankelijke rechtspraak; bij geschillen kan er door een onafhankelijke
rechter worden beslist.
Kenmerken van een parlementaire democratie:
- Vrije en geheime verkiezingen om van een verkozen volksvertegenwoordiging
verzekerd te zijn.
- Mogelijkheid van rechtstreekse invloed van burgers. Voorbeelden hiervan zijn
het petitierecht (het recht van de burger om bij een officiele instantie een
verzoekschrift, oftewel petitie aan te brengen) en het burgerinitiatief.
- Openbaarheid van besluitvorming en openbaarheid van besluiten
- Vertegenwoordigende colleges
- Parlementair stelsel
- Vrije en onafhankelijke media
Deel 2, hoofdstuk 2. Paragraaf 2.1 tot 2.1.4 Kind/jongere en gezin
Minderjarige: Vanaf je geboorte tot je 18de levensjaar.
Rechtspositie: Rechten en plichten.