1.1
Productiefactoren
4 productiefactoren:
Natuur lucht, water, grond
Arbeid Werknemers
Kapitaal Machines, gereedschap
Ondernemerschap Eigenaar die de productiefactoren combineert
Schaarse goederen en vrije goederen
Schaarse goederen er moet moeite worden gedaan om het te maken (Hamburger)
Vrije goederen er hoeft geen moeite worden gedaan om het te maken (regen, zon)
Behoeften
Mensen hebben behoeften
Relatie
Zonnig weer
Om in de behoefte aan schaarse goederen te voorzijn zijn middelen nodig
Inkomen Nieuwe scooter
Zelfvoorziening en consumeren
Bij zelfvoorziening maak je zelf de producten
Je bent een consument als je goederen en diensten koopt
Consumptiegoederen
, 1.2
Multi-inzetbaar
Alternatieve aanwendbaarheid is op verschillende manieren inzetten van middelen
Van papier kan een boek worden gemaakt maar ook een bankbiljet
In een budgetlijn staat de alternatieve aanwendbaarheid weergegeven
Een begroting opstellen
Vaste lasten iets waar je vast aan zit met vaste kosten (abonnement Neflix )
Incidentele grote uitgaven Soms uitgaven aan iets groots (scooter)
Dagelijkse uitgaven Geef je elke dag uit (aankopen supermarkt )
Met een begroting of budgetplan kan je plannen of je uitkomt met je geld