Thema 1: Verbranding en ademhaling
1.1 Wat is verbranding?
Een stof die verbrandt is een brandstof. Bij verbranding komt energie vrij in de vorm van warmte en
beweging. Bij verbranding verdwijnt de brandstof en er ontstaan nieuwe stoffen: verbrandingsproducten.
Verbranding bij een kaars
kaarsvet + zuurstof water + koolstofdioxide
(brandstoffen) (verbrandingsproducten)
Energie komt bij deze verbranding vrij in de vorm van licht en warmte.
Een indicator
Een stof waarmee je een andere stof aantoont, heet een indicator. Helder kalkwater is de indicator voor
koolstofdioxide, want helder kalkwater wordt troebel als er koolstofdioxide bij komt.
Drie voorwaarden voor een verbranding
1. Zuurstof
2. Brandstof
3. Ontbrandingstemperatuur
1.2 Ingeademde en uitgeademde lucht
Lucht bestaat uit verschillende gassen, vooral uit stikstof en zuurstof en er zit ook een klein beetje
edelgassen en koolstofdioxide in de lucht. Lucht kun je niet zien, wel waarnemen. Lucht die je uitademt
heeft een andere samenstelling dan de lucht die je hebt ingeademd. Zuurstof kun je aantonen met een
brandende kaars.
1.3 Verbranding in organismen
In elke cel van je lichaam vindt verbranding plaats. Verbranding vindt altijd plaats, want zonder
verbranding gaat de cel doodt De meeste gebruikte brandstof voor verbranding is glucose. Bij verbranding
komt energie vrij voor bijvoorbeeld je spieren (die moeten kunnen bewegen) en om je
lichaamstemperatuur op peil te houden op 37 graden.
Energiebehoefte
Om veel energie te kunnen vrijmaken, hebben de cellen veel brandstof en zuurstof nodig. Bij lichamelijke
inspanning ontstaan veel verbrandingsproducten in de cellen. Allerlei organen werken hard om de
brandstoffen en zuurstof naar de cellen te krijgen en om de verbrandingsproducten af te voeren.
Koudbloedig en warmbloedig
Bij koudbloedige dieren is de lichaamstemperatuur ongeveer gelijk aan de omgevingstemperatuur. Bij
warmbloedige dieren (vogels en zoogdieren) is de lichaamstemperatuur constant. De verbranding in cellen
is afhankelijk van de temperatuur. Als de lichaamstemperatuur laag is, vindt er weinig verbranding plaats
en bij hoge lichaamstemperatuur vindt er veel verbranding plaats.
In de winter is de lichaamstemperatuur van koudbloedige dieren laag. Er is dan weinig verbranding, er
komt weinig energie vrij en dus kunnen deze dieren maar weinig bewegen en ze zijn dan ook niet actief in
de winter: ze houden een winterslaap.
Warmbloedige dieren hebben in de winter veel energie nodig om hun lichaamstemperatuur op peil te
houden, dus er is extra veel verbranding. Daarvoor hebben ze veel voedsel nodig. Ook daarvoor is energie
nodig.
1.1 Wat is verbranding?
Een stof die verbrandt is een brandstof. Bij verbranding komt energie vrij in de vorm van warmte en
beweging. Bij verbranding verdwijnt de brandstof en er ontstaan nieuwe stoffen: verbrandingsproducten.
Verbranding bij een kaars
kaarsvet + zuurstof water + koolstofdioxide
(brandstoffen) (verbrandingsproducten)
Energie komt bij deze verbranding vrij in de vorm van licht en warmte.
Een indicator
Een stof waarmee je een andere stof aantoont, heet een indicator. Helder kalkwater is de indicator voor
koolstofdioxide, want helder kalkwater wordt troebel als er koolstofdioxide bij komt.
Drie voorwaarden voor een verbranding
1. Zuurstof
2. Brandstof
3. Ontbrandingstemperatuur
1.2 Ingeademde en uitgeademde lucht
Lucht bestaat uit verschillende gassen, vooral uit stikstof en zuurstof en er zit ook een klein beetje
edelgassen en koolstofdioxide in de lucht. Lucht kun je niet zien, wel waarnemen. Lucht die je uitademt
heeft een andere samenstelling dan de lucht die je hebt ingeademd. Zuurstof kun je aantonen met een
brandende kaars.
1.3 Verbranding in organismen
In elke cel van je lichaam vindt verbranding plaats. Verbranding vindt altijd plaats, want zonder
verbranding gaat de cel doodt De meeste gebruikte brandstof voor verbranding is glucose. Bij verbranding
komt energie vrij voor bijvoorbeeld je spieren (die moeten kunnen bewegen) en om je
lichaamstemperatuur op peil te houden op 37 graden.
Energiebehoefte
Om veel energie te kunnen vrijmaken, hebben de cellen veel brandstof en zuurstof nodig. Bij lichamelijke
inspanning ontstaan veel verbrandingsproducten in de cellen. Allerlei organen werken hard om de
brandstoffen en zuurstof naar de cellen te krijgen en om de verbrandingsproducten af te voeren.
Koudbloedig en warmbloedig
Bij koudbloedige dieren is de lichaamstemperatuur ongeveer gelijk aan de omgevingstemperatuur. Bij
warmbloedige dieren (vogels en zoogdieren) is de lichaamstemperatuur constant. De verbranding in cellen
is afhankelijk van de temperatuur. Als de lichaamstemperatuur laag is, vindt er weinig verbranding plaats
en bij hoge lichaamstemperatuur vindt er veel verbranding plaats.
In de winter is de lichaamstemperatuur van koudbloedige dieren laag. Er is dan weinig verbranding, er
komt weinig energie vrij en dus kunnen deze dieren maar weinig bewegen en ze zijn dan ook niet actief in
de winter: ze houden een winterslaap.
Warmbloedige dieren hebben in de winter veel energie nodig om hun lichaamstemperatuur op peil te
houden, dus er is extra veel verbranding. Daarvoor hebben ze veel voedsel nodig. Ook daarvoor is energie
nodig.