Samenvatting Anatomie toets periode 6

Digitale bijlage “SAW DC41 Anatomie van het menselijk lichaam


Samenvatting toets periode 6
anatomie
Het skelet:
 Opbouw Skelet:
- Skelet zorgt samen met de spieren voor beweging van het lichaam.
- Zorgt voor stevigheid en vorm van het lichaam en beschermt de
organen.




 Gewrichten:
- Overgang tussen twee botten waarbij beweging mogelijk is.
- Botten kunnen aan elkaar zitten door kraakbeen, bindweefsel of zijn aan
elkaar vastgegroeid.
- Kraakbeen in gewrichten is voor de bescherming en demping.
- Gewrichtssmeer (stroperige vloeistof) is voor soepele bewegingen.
- Botten worden op hun plek gehouden door gewrichtsbanden.

 Opbouw gewrichten:
- Gewrichtskapsel en gewrichtsbanden. Een vlies om het gewricht heen
dat de botten op
hun plaats houdt en banden die de botten met elkaar verbinden.
- Gewrichtsholte met gewrichtssmeer. Zit tussen de gewichtsknobbel en
de gewrichtskom,
gewrichtssmeer is een stroperige vloeistof die door het
gewrichtskapsel wordt afgegeven.
- Kraakbeen. Lagje op de knobbel en in d kom dat het bot tegen slijtage
beschermt.
- Gewrichtskom.

, - Gewrichtsknobbel.




- Waar Bevind het gewricht zich:
 Scharniergewricht. Ellebooggewricht, vingerkootjes en kniegewricht
 Kogelgewricht. Schoudergewricht en heupgewricht
 Rolgewricht. Gewricht waarmee het spaakbeen en ellepijp om elkaar heen kunnen draaien
 Eisvormig gewricht. Bovenste polsgewricht
 Zadelgewricht. Het gewricht tussen handpalm en duim
 Draai gewricht. Twee bovenste nekwervels
 Vlakgewricht. Tussen de vingerkootjes
 Onbeweeglijk gewricht. Verbonden door bindweefsel, dit laat weinig tot geen beweging toe
bijv. de schedel
 Halfbeweeglijk gewicht. Verbonden door kraakbeen dit maakt beweging mogelijk bijv.
Schaambeenderen

 Werfelkolom:
- Botten van je hoofd tot aan je stuit.
- Op de bovenste rugwervel rust het hoofd, de atlas deze rust op de
tweede rugwervel, de
draaier. De atlas en draaier zorgen ervoor dat het hoofd in alle
richtingen kan bewegen.
- De bovenste 24 wervels worden van elkaar gescheiden door
tussenwervelschijven. Deze
verhoogt de elasticiteit en de bewegingsmogelijkheden en functioneert
als schokdemper.
- Wervels zitten als blokjes op elkaar deze scharnieren ten opzichte van
elkaar ze zorgen
ervoor dat onze rug alle kanten op kan bewegen. Hier lopen
zenuwbanen langs.

, Spieren en andere weefsels:
 Spieren:
- De spier is opgebouwd uit spiervezels. Deze worden in bundels bij elkaar
gehouden door
bindweefsel. Pezen zorgen ervoor dat een spier vastzit aan het bot.
- Spieren kunnen alleen samentrekken: korter en dikker worden
- Voor een beweging heb je minimaal twee spieren nodig, want een
gespannen spier kan
niet zelf ontspannen.

 3 soorten spieren:
- Skelet spieren. Zitten vast aan je botten. Zij zorgen ervoor dat je kunt bewegen. De
meeste skeletspieren
zijn in het midden dik en aan de uiteinden dun. Ze reageren snel en zijn
snel moe.

- Gladde spieren. Deze spieren werken automatisch. Je hoeft er niet bij na te denken
ze zorgen er bijv. voor
dat je ademhaalt, zelfs als je slaapt. Je vind deze spieren vooral in de
wanden van organen.
Ze trekken langzaam samen en zijn onvermoeibaar. Behoren tot
onwillekeurig spierweefsel.

- Hart spieren. Zitten alleen in je hart. Ook deze zijn altijd aan het werk en hoeven niet
tot werken aangezet
te worden. Door het ritmisch aanspannen van de hartspier wordt je
bloed door je lichaam
gepompt.


 Antagonisten = Elkaar tegenwerkende spieren

 Biceps en triceps: