1. Beginselen van economie
1.1. Schaarste en efficiëntie
- Productiemiddelen
o Arbeid
▪ Lonen
o Kapitaal
▪ Dividenden
▪ Interest
o Ondernemerschap
▪ Winst
o Natuurlijke hulpbronnen
▪ Pacht
▪ Huur
1.2. De economische logica
- Keuzes en afwegingen
- Opportuniteitskost
- Denken in de marge
o Marginale kost
o Marginale verandering
o Marginale baat
- Gedrag in functie van prikkels (incentives)
- Eigenbelang en maatschappelijk belang
2. De markt: Vraag en aanbod
2.1. Vraag
- Verschillende hoeveelheden van een goed of dienst die consumenten bereid zijn te vragen
tegen verschillende prijzen
- Als de prijs stijgt, zal de gevraagde hoeveelheid dalen.
- Gevraagde hoeveelheid is een specifiek punt op de rechte
- Vraag= volledige rechte
- Prijswijziging = verschuiving langs de rechte
- Verschuiving van de curve (VISPA)
o Inkomen
o Verwachtingen
o Smaak en voorkeuren
o Prijs van gerelateerde goederen
▪ Substituten
▪ Complementaire goederen
o Aantal kopers
- Negatief verband tussen de vraag en de gevraagde hoeveelheid
o Inkomenseffect
o Substituteneffect
, o Wet van het marginale nut
▪ Marginaal nut daalt bij gebruik van een extra eenheid → prijs moet dalen want
anders zal de koper geen extra eenheid meer moeten hebben
2.2. Aanbod
- Verschillende hoeveelheden van een goed of dienst die producenten bereid zijn de beiden
tegen verschillende prijzen.
- Als de prijs stijgt, zal de aangeboden hoeveelheid stijgen
- Aangeboden hoeveelheid is een punt op de rechte
- Aanbod = volledige rechte
- Prijswijzing is een verschuiving langs de rechte
- Verschuiving van de curve (POVNAV)
o Volume en prijs van de input (productiefactoren)
o Verwachtingen
o Natuurfenomenen/weer
o Overheidsbeleid
▪ Subsidies
▪ Belastingen
o Aantal verkopers
o Productiviteit en technologie
- Positief verband tussen de prijs en de aangeboden hoeveelheid
o Curve weerspiegeld de marginale kost
▪ Extra kost bij de productie van een extra hoeveelheid
▪ Wanneer de geproduceerde hoeveelheid omhoog gaat, gaat dit gepaard met
een stijging van de marginale kost → prijsstijging is noodzakelijk.
Markt
- Marktevenwicht: evenwicht tussen vraag en aanbod waarbij de gevraagde en de aangeboden
hoeveelheid dezelfde is met de daarbij horende prijs.
- Overschot: de aangeboden hoeveelheid is groter dan de gevraagde hoeveelheid.
- Tekort: de aangeboden hoeveelheid is kleiner dan de gevraagde hoeveelheid.
- Verschuivingen van de vraag en/of het aanbod kunnen leiden tot
o Nieuw evenwicht na een verschuiving van de vraag
o Nieuw evenwicht na een verschuiving van het aanbod
o Nieuw evenwicht na een stijging vraag groter dan de daling aanbod
o Nieuw evenwicht na een stijging vraag kleiner dan de daling aanbod
,3. Elasticiteit
3.1. Prijselasticiteit van de vraag
- Prijselastische vraag: gevraagde hoeveelheid reageert sterk op de prijsverandering
- Prijsinelastische vraag: gevraagde hoeveelheid reageert zwak op de prijsverandering
3.1.1. Determinanten van de prijselasticiteit van de vraag
- Aanwezigheid van substituten
o Meer substituten = grotere elasticiteit
- Luxegoed vs. noodzakelijk goed
o Elast. Luxegoed > elast. Noodzakelijk goed
- Tijdhorizon
o Elast korte termijn < elast. Lange termijn
- Definitie van de markt
o Elast Audi > elast wagens
- Proportie van inkomen besteed aan het goed
o Hoe meer inkomen eraan besteedt, hoe groter de elast.
3.1.2. Berekening
- PEv
- Als ene stijgt zal het andere altijd dalen dus vandaar de absolute waarde
= =
, TE= Q*P
3.2. Inkomenselasticiteit van de vraag
- YEv = procentuele veranderingen in de gevraagde hoeveelheid/ procentuele verandering in
het inkomen
3.2.1. Berekening
- Als inkomen stijgt, kan de gevraagde hoeveelheid dalen, ook stijgen of niet veranderen.
3.3. Kruisprijselasticiteit van de vraag
- KPEvab: procentuele verandering in gevraagde hoeveelheid van A/procentuele
prijsverandering in B
3.3.1. Berekening
1.1. Schaarste en efficiëntie
- Productiemiddelen
o Arbeid
▪ Lonen
o Kapitaal
▪ Dividenden
▪ Interest
o Ondernemerschap
▪ Winst
o Natuurlijke hulpbronnen
▪ Pacht
▪ Huur
1.2. De economische logica
- Keuzes en afwegingen
- Opportuniteitskost
- Denken in de marge
o Marginale kost
o Marginale verandering
o Marginale baat
- Gedrag in functie van prikkels (incentives)
- Eigenbelang en maatschappelijk belang
2. De markt: Vraag en aanbod
2.1. Vraag
- Verschillende hoeveelheden van een goed of dienst die consumenten bereid zijn te vragen
tegen verschillende prijzen
- Als de prijs stijgt, zal de gevraagde hoeveelheid dalen.
- Gevraagde hoeveelheid is een specifiek punt op de rechte
- Vraag= volledige rechte
- Prijswijziging = verschuiving langs de rechte
- Verschuiving van de curve (VISPA)
o Inkomen
o Verwachtingen
o Smaak en voorkeuren
o Prijs van gerelateerde goederen
▪ Substituten
▪ Complementaire goederen
o Aantal kopers
- Negatief verband tussen de vraag en de gevraagde hoeveelheid
o Inkomenseffect
o Substituteneffect
, o Wet van het marginale nut
▪ Marginaal nut daalt bij gebruik van een extra eenheid → prijs moet dalen want
anders zal de koper geen extra eenheid meer moeten hebben
2.2. Aanbod
- Verschillende hoeveelheden van een goed of dienst die producenten bereid zijn de beiden
tegen verschillende prijzen.
- Als de prijs stijgt, zal de aangeboden hoeveelheid stijgen
- Aangeboden hoeveelheid is een punt op de rechte
- Aanbod = volledige rechte
- Prijswijzing is een verschuiving langs de rechte
- Verschuiving van de curve (POVNAV)
o Volume en prijs van de input (productiefactoren)
o Verwachtingen
o Natuurfenomenen/weer
o Overheidsbeleid
▪ Subsidies
▪ Belastingen
o Aantal verkopers
o Productiviteit en technologie
- Positief verband tussen de prijs en de aangeboden hoeveelheid
o Curve weerspiegeld de marginale kost
▪ Extra kost bij de productie van een extra hoeveelheid
▪ Wanneer de geproduceerde hoeveelheid omhoog gaat, gaat dit gepaard met
een stijging van de marginale kost → prijsstijging is noodzakelijk.
Markt
- Marktevenwicht: evenwicht tussen vraag en aanbod waarbij de gevraagde en de aangeboden
hoeveelheid dezelfde is met de daarbij horende prijs.
- Overschot: de aangeboden hoeveelheid is groter dan de gevraagde hoeveelheid.
- Tekort: de aangeboden hoeveelheid is kleiner dan de gevraagde hoeveelheid.
- Verschuivingen van de vraag en/of het aanbod kunnen leiden tot
o Nieuw evenwicht na een verschuiving van de vraag
o Nieuw evenwicht na een verschuiving van het aanbod
o Nieuw evenwicht na een stijging vraag groter dan de daling aanbod
o Nieuw evenwicht na een stijging vraag kleiner dan de daling aanbod
,3. Elasticiteit
3.1. Prijselasticiteit van de vraag
- Prijselastische vraag: gevraagde hoeveelheid reageert sterk op de prijsverandering
- Prijsinelastische vraag: gevraagde hoeveelheid reageert zwak op de prijsverandering
3.1.1. Determinanten van de prijselasticiteit van de vraag
- Aanwezigheid van substituten
o Meer substituten = grotere elasticiteit
- Luxegoed vs. noodzakelijk goed
o Elast. Luxegoed > elast. Noodzakelijk goed
- Tijdhorizon
o Elast korte termijn < elast. Lange termijn
- Definitie van de markt
o Elast Audi > elast wagens
- Proportie van inkomen besteed aan het goed
o Hoe meer inkomen eraan besteedt, hoe groter de elast.
3.1.2. Berekening
- PEv
- Als ene stijgt zal het andere altijd dalen dus vandaar de absolute waarde
= =
, TE= Q*P
3.2. Inkomenselasticiteit van de vraag
- YEv = procentuele veranderingen in de gevraagde hoeveelheid/ procentuele verandering in
het inkomen
3.2.1. Berekening
- Als inkomen stijgt, kan de gevraagde hoeveelheid dalen, ook stijgen of niet veranderen.
3.3. Kruisprijselasticiteit van de vraag
- KPEvab: procentuele verandering in gevraagde hoeveelheid van A/procentuele
prijsverandering in B
3.3.1. Berekening