Het omzetten van girale tegoeden in bankbiljetten en
omgekeerd noemt men:
a. substitutie
b. transformatie
c. wederzijdse schuldaanvaarding
d. geldschepping
Hoe kan het gebruik van geld de welvaart bevorderen?
Omdat het geld ...
a. als betaalmiddel gebruikt wordt.
b. als rekeneenheid en oppotmiddel gebruikt wordt.
c. de arbeidsverdeling en specialisatie bevordert.
Volgens de kwantiteitstheorie van de vraag naar geld (Fisher)
zal bij een hogere waarde van de geldstroom
a. de waarde van de goederenstroom moeten afnemen.
b. de waarde van de goederenstroom moeten toenemen.
c. de waarde van de goederenstroom ongewijzigd blijven.
Een bank heeft 200 in kas. De tegoeden van rekeninghouders
in rekening-courant bedragen 700. De bank hanteert een
minimum (kas)reserve van 25% van de rekening-courant
tegoeden.
Hoeveel krediet kan deze bank nog maximaal verstrekken?
a. 300
b. 100
c. 500
Welke van onderstaande stellingen is correct?
De nominale waarde van een 20 euro biljet is
a. kleiner dan de intrinsieke waarde ervan
b. groter dan de intrinsieke waarde ervan
c. even groot als de intrinsieke waarde ervan
Van een economie is bekend: het geld in omloop (M) neemt toe
met 5%, het aantal transacties (T) neemt toe met 2% en de
omloopsnelheid van geld (V) daalt met 1%.
Wat is de verandering van het gemiddeld prijspeil (P) in een decimaal nauwkeurig?
a. 1,9%
b. -1,9%
c. -2%
, 105 * = 1,9
De balans van de centrale bank en de geconsolideerde balans
van de banken in een land zien er als volgt uit:
Balans van de centrale bank (x 1 miljard)
Goud 15 Bankbiljetten in omloop 40
Buitenlandse valuta 35 tegoeden banken 25
Leningen aan banken 15
Balans van de banken (x 1 miljard)
Kas 5 Eigen vermogen 10
Debiteuren 160 tegoeden rekening-courant 120
Tegoed bij centrale bank 20 kortlopend spaargeld 15
Opgenomen leningen 40
Hoeveel bedraagt de hoeveelheid geld in omloop in dit land?
a. 175 miljard.
b. 185 miljard.
c. 200 miljard.
d. 225 miljard.
Bankbiljetten + tegoed rekening courant + kortlopende spaargeld
Iemand heeft 3 jaar geleden EUR 5.000 op een spaarrekening
gezet tegen 0% rente. De inflatie bedraagt de afgelopen 3 jaar
gemiddeld 5% per jaar.
Hoeveel procent van de oorspronkelijke koopkracht is er nu nog
over?
a. 100%
b. 88%
c. 83%
d. 86%
(,76) * 100% = 86%
Welke van onderstaande inflatie-indicatoren die de Europese
Centrale Bank hanteert, wijst – overage omstandigheden
gelijkblijvend – op een lagere inflatieverwachting?
a. Een verdubbeling in de prijzen van internationaal verhandelde grondstoffen
b. Een hoge en toenemende bezettingsgraad in de industrie van de eurozone
c. Een appreciatie van twintig procent van de euro ten opzichte van de US dollar
Tussen welke onder- en bovengrenzen stuurt de ECB de
geldmarktrente?
a. Tussen de depositorente en de marginale beleningsrente
b. Tussen de herfinancieringsrente en de depositorente
c. Tussen de euribor en de rente op de kapitaalmarkt voor Nederlandse overheidsobligaties
omgekeerd noemt men:
a. substitutie
b. transformatie
c. wederzijdse schuldaanvaarding
d. geldschepping
Hoe kan het gebruik van geld de welvaart bevorderen?
Omdat het geld ...
a. als betaalmiddel gebruikt wordt.
b. als rekeneenheid en oppotmiddel gebruikt wordt.
c. de arbeidsverdeling en specialisatie bevordert.
Volgens de kwantiteitstheorie van de vraag naar geld (Fisher)
zal bij een hogere waarde van de geldstroom
a. de waarde van de goederenstroom moeten afnemen.
b. de waarde van de goederenstroom moeten toenemen.
c. de waarde van de goederenstroom ongewijzigd blijven.
Een bank heeft 200 in kas. De tegoeden van rekeninghouders
in rekening-courant bedragen 700. De bank hanteert een
minimum (kas)reserve van 25% van de rekening-courant
tegoeden.
Hoeveel krediet kan deze bank nog maximaal verstrekken?
a. 300
b. 100
c. 500
Welke van onderstaande stellingen is correct?
De nominale waarde van een 20 euro biljet is
a. kleiner dan de intrinsieke waarde ervan
b. groter dan de intrinsieke waarde ervan
c. even groot als de intrinsieke waarde ervan
Van een economie is bekend: het geld in omloop (M) neemt toe
met 5%, het aantal transacties (T) neemt toe met 2% en de
omloopsnelheid van geld (V) daalt met 1%.
Wat is de verandering van het gemiddeld prijspeil (P) in een decimaal nauwkeurig?
a. 1,9%
b. -1,9%
c. -2%
, 105 * = 1,9
De balans van de centrale bank en de geconsolideerde balans
van de banken in een land zien er als volgt uit:
Balans van de centrale bank (x 1 miljard)
Goud 15 Bankbiljetten in omloop 40
Buitenlandse valuta 35 tegoeden banken 25
Leningen aan banken 15
Balans van de banken (x 1 miljard)
Kas 5 Eigen vermogen 10
Debiteuren 160 tegoeden rekening-courant 120
Tegoed bij centrale bank 20 kortlopend spaargeld 15
Opgenomen leningen 40
Hoeveel bedraagt de hoeveelheid geld in omloop in dit land?
a. 175 miljard.
b. 185 miljard.
c. 200 miljard.
d. 225 miljard.
Bankbiljetten + tegoed rekening courant + kortlopende spaargeld
Iemand heeft 3 jaar geleden EUR 5.000 op een spaarrekening
gezet tegen 0% rente. De inflatie bedraagt de afgelopen 3 jaar
gemiddeld 5% per jaar.
Hoeveel procent van de oorspronkelijke koopkracht is er nu nog
over?
a. 100%
b. 88%
c. 83%
d. 86%
(,76) * 100% = 86%
Welke van onderstaande inflatie-indicatoren die de Europese
Centrale Bank hanteert, wijst – overage omstandigheden
gelijkblijvend – op een lagere inflatieverwachting?
a. Een verdubbeling in de prijzen van internationaal verhandelde grondstoffen
b. Een hoge en toenemende bezettingsgraad in de industrie van de eurozone
c. Een appreciatie van twintig procent van de euro ten opzichte van de US dollar
Tussen welke onder- en bovengrenzen stuurt de ECB de
geldmarktrente?
a. Tussen de depositorente en de marginale beleningsrente
b. Tussen de herfinancieringsrente en de depositorente
c. Tussen de euribor en de rente op de kapitaalmarkt voor Nederlandse overheidsobligaties