Hoorcollege 1, hoofdstuk 1 t/m 3
Wat is recht? › Dubbelzinnig. Recht is continu in verandering. Niet alleen weten
wat het is, maar vooral hoe het werkt.
Recht is dus dubbelzinnig › enerzijds ons 'recht' om te krijgen wat ons toekomt
(subjectief), anderzijds het Nederlandse (Duitse, Franse, Engelse, etc.) 'recht'
(objectief).
Objectief recht Subjectief recht
Geheel van regels en beginselen Het recht dat iemand in een concreet
geval aan een regel van algemene aard van objectief recht
ontleend
ˇ ˇ
Rechten en plichten voor iedereen Het objectieve recht toegepast op de
persoon. Die drager van het recht (en plicht)
wordt rechtsubject genoemd
Positief recht › Het bestaande recht, zoals dat daadwerkelijk functioneert in
onze samenleving, dat gemaakt is door mensen.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het recht dat daadwerkelijk bestaat
en het recht dat hoort te bestaan. Positief recht is niet altijd hetzelfde als
wenselijk recht. De spanning die hiertussen ontstaat roept allerlei vragen op.
Wie rechten studeert, studeert in de eerste plaats bestaand recht, geen
wenselijk recht.
Het (objectieve) recht heeft op verschillende manieren te maken met macht.
1. Het recht is dwingend: je moet je eraan houden ander volgen er
consequenties (collectieve macht van de georganiseerde samenleving)
2. Recht normeert de macht (recht bepaalt onder welke voorwaarden macht
ingezet kan worden)
ˇ
Doel › Bescherming van de publieke en private belangen. Het recht
bepaalt de grenzen van de macht.
Veel rechtsregels vallen samen met morele regels, bijvoorbeeld: niet doden.
Omgekeerd zijn er rechtsregels die ons gedragingen ge- of verbieden die, zeker
op het eerste gezicht, moreel niet vanzelfsprekend zijn. Ook kent het recht een
heleboel organisatie- en/of procedureregels waarbij moreel gesproken
belangrijker is dat iets geregeld is dan hoe het precies geregeld is.
Recht en moraal overlappen elkaar dus tot op zekere hoogte.
Recht en moraal kunnen ook met elkaar in conflict komen › mbt positief en
wenselijk recht. Dat is al zo om de simpele reden dat wij met elkaar van
mening verschillen.
ˇ
, Het positieve recht is de (voorlopige) uitkomst van de conflicten die daaruit
voort zijn gekomen. Dat relativeert de uitkomst: recht is altijd voor verbetering
vatbaar.
Rechtsnormen verschillen van bijvoorbeeld natuurwetenschappelijke
wetmatigheden. Deze laatste wetmatigheden zijn descriptief: ze beschrijven
hoe de werkelijkheid feitelijk in elkaar zit. Normen, waaronder rechtsnormen,
zijn prescriptief: ze zeggen niet wat is of wat gebeurt, maar wat hoort te
gebeuren.
Feiten zijn van groot belang voor normen, maar normen kunnen nooit worden
afgeleid uit feiten. Dat roept uiteraard de vraag op hoe we normen dan kunnen
kennen (rechtsbronnen).
Primaire rechtsnormen (gedragsregels) Secundaire
rechtsnormen
– gedragsnormen – regels over totstandkoming,
uitvoering en
– gebod, verbod of bevoegdheid sanctionering van
gedragsnormen (ook het
(normatieve operator) benutten van de
bevoegdheid om zelf recht te
– wie: iedereen/bepaalde personen maken en hoe we dat doen)
(rechtsubject)
– voorwaarde
– tijd en plaats
ˇ ˇ
Materieel Formeel
Waarom is er recht? › Het recht dient om de samenleving mogelijk te maken
en, als zij er is, haar beter te laten functioneren en daardoor het welzijn van
alle betrokkenen te vergroten. (Hobbes, Rousseau en Locke over de
natuurstaat)
Er zijn drie redenen voor het bestaan van recht:
1. Coördinatie van het maatschappelijk handelen
2. Precisering van maatschappelijk moraal
3. Realiseren van collectieve doeleinden (bijna iedereen is een calculerende
burger, het meeliftgedrag wordt voorkomen)