Berekeningen
Bedrijfsresultaat Netto omzet – bedrijfskosten
Bezettingsresultaat (W-N) x (C/N)
Break-even omzet Constante kosten / contributiemarge x 100%
Brutowinst Omzet – inkoopwaarde vd omzet (IWO)
Brutowinstmarge Brutowinst / omzet x 100%
Contributiemarge/dekkingsbijdrage Omzet – variabele kosten
Eigen vermogen nieuw EV beginbalans + nettowinst – privéopnamen
Eindwaarde beginbedrag x (1 + rente)^n n= aantal jaar
Exploitatiesaldo Ontvangsten – uitgaven
Gem. geïnvesteerd vermogen (Investering + restwaarde) / 2
Gemiddeld rendement (GRM) Kasstroom / aantal jaar = x
X : gem. geïnvesteerd vermogen x 100%
Hefboomeffect Als je winst maakt op geleend geld wat telt als
REV > RTV > RVV
Inkoopwaarde vd omzet (IWO) Beginvoorraad + inkopen - eindvoorraad
Jaarlijkse kasstroom Ontvangsten – uitgaven
Kasstroom vh project (ontvangsten – uitgaven) + restwaarde – investering
Kasstroom uit exploitatie Winstreserve + afschrijvingen
Netto Contante waarde (NCW) Investering – totale contante waarden
Nettowinst Omzet – totale kosten
Bezettingsresultaat + verkoopresultaat
Omzetsnelheid IWO / Gemiddelde voorraad
Terugverdientijd Investering terugverdienen n.a.v. de kasstromen
Veiligheidsmarge (werkelijke omzet – BEO) / werkelijke omzet x 100%
Verkoopresultaat Afzet x (verkoopprijs – kostprijs)
, Begrippen
Aanloopkosten = kosten die zijn gemaakt zonder dat een bedrijf is
opgericht inschrijving KvK
Benchmark = meet prestaties van vermogensbeheerder aan een
bepaalde objectieve maatstaf
Bezettingsverschil = het benodigde aantal uur wijkt af van normale uren
Capaciteitskosten/kapitaallasten = kosten die voortkomen uit vaste activa
Contributiemarge/dekkingsbijdrage = marge die overblijft voor het dekken van CK / winst
Crowdfunding = er wordt gefinancierd zonder hulp van de bank door
inzameling van geld voor een bepaald doel
Demodage = waardevermindering van voorraden (door bijv.
kapotte artikelen) boekwaarde wordt lager dan
inkoopprijs
Gouden balansregel/financieringsregel = als vaste activa kan worden gefinancierd met lang
vreemd vermogen en eigen vermogen
Hoeveelheidsverschil = werkelijke productie wijkt af van normale productie
Kapitaallasten = bijv. rentelasten, afschrijvingslasten
Kredietplafond = geeft aan hoeveel de kredietverlening door banken
in een bepaalde periode mag toenemen.
Omlooptijd = moment tussen de aanschaffing en het verkopen
van het product (omlooptijd VLA = <1 jaar)
Omzetsnelheid = tempo waarin een product wordt verkocht/omzet
wordt behaald
Selectiecriterium = verschillende criteria om te zorgen dat het goed is,
zoals TVT, GRM, NCW
Scontrovorm = onderscheid tussen debet/credit op balans
Solvabiliteit = verhouding tussen ev/vv voor risico’s in kaart te
brengen
Staffelvorm = balans in verticale opstelling
Vermogensbehoefte/financieringsbehoefte = het bedrag dat nodig is om alle activa te financieren
Veiligheidsmarge = percentage waarmee de omzet maximaal mag
dalen voordat er verlies wordt geleden
Vloerproductiviteit = omvang bestedingen per m2 winkelvloeroppervlak
Window dressing = situatie wordt mooier voorgedaan dan dat het is
Bedrijfsresultaat Netto omzet – bedrijfskosten
Bezettingsresultaat (W-N) x (C/N)
Break-even omzet Constante kosten / contributiemarge x 100%
Brutowinst Omzet – inkoopwaarde vd omzet (IWO)
Brutowinstmarge Brutowinst / omzet x 100%
Contributiemarge/dekkingsbijdrage Omzet – variabele kosten
Eigen vermogen nieuw EV beginbalans + nettowinst – privéopnamen
Eindwaarde beginbedrag x (1 + rente)^n n= aantal jaar
Exploitatiesaldo Ontvangsten – uitgaven
Gem. geïnvesteerd vermogen (Investering + restwaarde) / 2
Gemiddeld rendement (GRM) Kasstroom / aantal jaar = x
X : gem. geïnvesteerd vermogen x 100%
Hefboomeffect Als je winst maakt op geleend geld wat telt als
REV > RTV > RVV
Inkoopwaarde vd omzet (IWO) Beginvoorraad + inkopen - eindvoorraad
Jaarlijkse kasstroom Ontvangsten – uitgaven
Kasstroom vh project (ontvangsten – uitgaven) + restwaarde – investering
Kasstroom uit exploitatie Winstreserve + afschrijvingen
Netto Contante waarde (NCW) Investering – totale contante waarden
Nettowinst Omzet – totale kosten
Bezettingsresultaat + verkoopresultaat
Omzetsnelheid IWO / Gemiddelde voorraad
Terugverdientijd Investering terugverdienen n.a.v. de kasstromen
Veiligheidsmarge (werkelijke omzet – BEO) / werkelijke omzet x 100%
Verkoopresultaat Afzet x (verkoopprijs – kostprijs)
, Begrippen
Aanloopkosten = kosten die zijn gemaakt zonder dat een bedrijf is
opgericht inschrijving KvK
Benchmark = meet prestaties van vermogensbeheerder aan een
bepaalde objectieve maatstaf
Bezettingsverschil = het benodigde aantal uur wijkt af van normale uren
Capaciteitskosten/kapitaallasten = kosten die voortkomen uit vaste activa
Contributiemarge/dekkingsbijdrage = marge die overblijft voor het dekken van CK / winst
Crowdfunding = er wordt gefinancierd zonder hulp van de bank door
inzameling van geld voor een bepaald doel
Demodage = waardevermindering van voorraden (door bijv.
kapotte artikelen) boekwaarde wordt lager dan
inkoopprijs
Gouden balansregel/financieringsregel = als vaste activa kan worden gefinancierd met lang
vreemd vermogen en eigen vermogen
Hoeveelheidsverschil = werkelijke productie wijkt af van normale productie
Kapitaallasten = bijv. rentelasten, afschrijvingslasten
Kredietplafond = geeft aan hoeveel de kredietverlening door banken
in een bepaalde periode mag toenemen.
Omlooptijd = moment tussen de aanschaffing en het verkopen
van het product (omlooptijd VLA = <1 jaar)
Omzetsnelheid = tempo waarin een product wordt verkocht/omzet
wordt behaald
Selectiecriterium = verschillende criteria om te zorgen dat het goed is,
zoals TVT, GRM, NCW
Scontrovorm = onderscheid tussen debet/credit op balans
Solvabiliteit = verhouding tussen ev/vv voor risico’s in kaart te
brengen
Staffelvorm = balans in verticale opstelling
Vermogensbehoefte/financieringsbehoefte = het bedrag dat nodig is om alle activa te financieren
Veiligheidsmarge = percentage waarmee de omzet maximaal mag
dalen voordat er verlies wordt geleden
Vloerproductiviteit = omvang bestedingen per m2 winkelvloeroppervlak
Window dressing = situatie wordt mooier voorgedaan dan dat het is