100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting van inleiding Internationaal en Europees recht

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
16
Geüpload op
16-09-2022
Geschreven in
2021/2022

Samenvatting van inleiding Internationaal en Europees recht











Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Heel boek samengevat?
Nee
Wat is er van het boek samengevat?
Alleen de hoofdstuk(ken) over europees recht
Geüpload op
16 september 2022
Aantal pagina's
16
Geschreven in
2021/2022
Type
Samenvatting

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

Samenvatting Internationaal en Europees recht (extra pagina’s)

De Europese Unie (hierna ook: EU) is een internationale organisatie van Europese landen, waaronder
Nederland. Deze lidstaten werken met elkaar samen teneinde een steeds hechter verbond tot
stand te brengen ('Europese integratieproces'). Het doel van dit verbond is het bevorderen van
vrede, welvaart en welzijn (art. 3 lid 1 VEU). Het recht van de EU regelt de organisatie van de
Europese Unie, de bevoegdheden van de Europese Unie en de ver houding met de lidstaten.

De Europese Unie vindt zijn oorsprong in de Europese Economische Gemeenschap (opgericht in
1958). Sinds 2009 (Verdrag van Lissabon) wordt alleen nog gesproken over de Europese Unie. De
Europese Unie is in 1958 begonnen met zes lidstaten en is sindsdien gegroeid tot bijna dertig
lidstaten. Er wordt met meerdere landen (bijvoorbeeld op de Balkan) onderhandeld over toetreding
tot de EU. 0ok staat het lidstaten vrij om te besluiten zich uit de EU terug te trekken (art. 50 VEU). Zo
is het Verenigd Koninkrijk sinds begin 2020 geen lid meer van de EU ('Brexit').

De juridische basis van de Europese Unie wordt gevormd door twee verdragen: het Verdrag
betreffende de Europese Unie (hierna: VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie (VWEU). In het VEU worden de hoofdlijnen van de organisatie, de bevoegdheden
en de doelstellingen en het beleid van de EU geregeld. In het VWEU worden de algemene
bepalingen van het VEU uitgewerkt. Deze verdragen worden het primaire EU-recht genoemd.
Op basis van deze verdragen zijn er door de organen ('instellingen') van de EU heel veel
verordeningen, richtlijnen en besluiten vastgesteld. Deze worden aangeduid als het secundaire
EU- recht.

De EU bestaat uit verschillende organen met complexe onderlinge verhoudingen. De belangrijkste
organen zijn de zeven 'instellingen' (art. 12 VEU)
1. Europees Parlement
2. Europese Raad
3. Raad
4. Europese Commissie
5. Hof van Justitie van de Europese Unie
6. Europese Centrale Bank
7. Rekenkamer

Het Europees Parlement (art. 14 VEU). Het Europees Parlement (hierna ook: EP) bestaat uit
maximaal 750 leden plus de voorzitter. Elke EU-lidstaat is vertegenwoordigd in het EP. Het aantal
vertegenwoordigers per lidstaat wordt in beginsel bepaald aan de hand van het aantal inwoners van
een land (evenredige vertegenwoordiging): een lidstaat met veel inwoners levert dus meer
Europarlementariërs dan een klein land. Om te voorkomen dat kleine lidstaten nauwelijks
vertegenwoordigd zijn in het EP en de grote lidstaten het EP domineren, gelden er twee grenzen: de
lidstaten zijn vertegenwoordigd met minimaal 6 en maximaal 96 (degressief evenredige
vertegenwoordiging). Nederland is anno 2020 vertegenwoordigd met 29 Europarlementariërs. De
leden van het EP worden elke vijf jaar rechtstreeks gekozen door de burgers van de EU. Het EP kiest
uit zijn eigen leden een voorzitter. De belangrijkste taken van het EP zijn:
1. wetgeving (samen met de Raad);
2. controle van de Europese Commissie (het EP is ook bevoegd de samenstelling van de Europese
Commissie goed te keuren).

De Europese Raad (art. 15 VEU). De Europese Raad bestaat uit de staatshoofden en regeringsleiders
van de lidstaten. Nederland wordt vertegenwoordigd door de minister-president. Daarnaast heeft de
Europese Raad nog twee leden, namelijk de voorzitter van de Europese Raad en de voorzitter van de

,Europese Commissie. De Europese Raad komt vier keer per jaar bijeen. lndien nodig vinden er
daarnaast 'buitengewone bijeenkomsten' plaats. Typerend voor de Europese Raad is dat
standpunten in beginsel bij consensus tot stand komen. Dat betekent dat er niet expliciet wordt
gestemd, maar er wordt overlegd tot de !eden van de Europese Raad overeenstemming hebben
bereikt. Over de voorzitter van de Europese Raad wordt (voor de duur van tweeënhalf jaar) wel
gestemd. De Europese Raad geeft de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de Europese Unie en
bepaalt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten. De Europese Raad oefent geen
wetgevingstaak uit (die bevoegdheid ligt bij de Raad en het EP).

Raad (art. 16 VEU). De Raad bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten op ministerieel niveau
(minister of staatssecretaris; een per lidstaat). De samenstelling van de Raad wordt bepaald door het
onderwerp: wordt er vergaderd over de buitenlandse betrekkingen, dan bestaat de Raad uit de
ministers van Buitenlandse Zaken. De Raad is (meestal samen met het Europees Parlement) de
wetgever van de EU.

De Europese Commissie (art. 17 en 18 VEU). De Europese Commissie (hierna ook: Commissie)
bestaat uit 27 commissarissen. De commissarissen, afkomstig uit de lidstaten, behartigen niet de
belangen van hun land van herkomst, maar het algemene belang van de Europese Unie. Zij hebben
een onafhankelijke positie en mogen daarom geen instructies aannemen van nationale regeringen.
De lidstaten moeten deze onafhankelijke positie respecteren. Deze onafhankelijke positie komt
onder andere tot uiting in de benoemingsprocedure. Elke vijf jaar, na de verkiezingen van het
Europees Parlement, kiest de Europese Raad de persoon die hij tot voorzitter van de Commissie wil
benoemen. Deze kandidaat moet door het Europees Parlement warden goedgekeurd. Is dit gebeurd,
dan gaat de aanstaande voorzitter met elke regering onderhandelen over de aanwijzing van een
commissaris. De voorzitter treedt daarbij eigenlijk op als een soort kabinetsformateur. Is de ploeg
van commissarissen samengesteld, dan wordt deze eveneens aan de goedkeuring van het Europees
Parlement onderworpen. Geeft het Europees Parlement zijn toestemming, dan wordt vervolgens de
Commissie benoemd. Elke commissaris heeft een portefeuille (vergelijkbaar met een Nederlandse
minister) en is verantwoordelijk voor een bepaald onderdeel van het beleid van de Commissie. De
Commissie werkt onder leiding van de voorzitter.

De belangrijkste taken van de Commissie zijn de volgende drie:
1. Recht van initiatief voor wetgeving. De Commissie doet voorstellen voor wetgeving aan het
Europees Parlement en/of de Raad.
2. Bestuur. De Commissie voert de wetgeving uit die door het Europees Parlement en/of de
Raad is aangenomen. Dit houdt in de meeste gevallen in dat deze wetgeving nader wordt
uitgewerkt in allerlei uitvoeringsvoorschriften.
3. Controle. De Commissie controleert of de lidstaten het EU-recht naleven.

Het Hof van Justitie (art. 19 VEU). De instelling 'Hof van Justitie van de Europese Unie ' (hierna ook:
het Hof) is de rechtsprekende instantie. Het Hof bestaat uit 89 rechters. De rechters worden door de
regeringen van de lidstaten gezamenlijk gekozen uit juristen die in hun lidstaat al werkten als rechter
en/of gespecialiseerd zijn in het Europese recht. De rechters worden benoemd voor zes jaar (met de
mogelijkheid van herbenoeming).
Het Hof oordeelt over geschillen over Europees recht.

De EU heeft alleen die bevoegdheden die door de lidstaten aan de EU zijn overgedragen. Dit wordt
het attributiebeginsel of het beginsel van bevoegdheidstoedeling genoemd (vergelijkbaar met het
Nederlandse legaliteitsbeginsel) (art. 4 lid 1 en 5 lid 2 VEU).

De bevoegdheden van de EU betreffen een breed scala aan onderwerpen:
• douaneaangelegenheden (art. 30-33 VWEU);

, • landbouw en visserij (art. 38-44 VWEU);
• samenwerking tussen politie en justitie (art. 67-89 VWEU);
• transport (art. 90-100 VWEU);
• concurrentieregels (art. 101-106 VWEU);
• staatssteun (art. 102-109 VWEU);
• interne markt (art. 114-118 VWEU);
• economisch en monetair beleid (art.119 - 144 VWEU);
• werkgelegenheid en sociale zaken (art. 145-164 VWEU);
• buitenlandse handelspolitiek (art. 206-207 VWEU).

De vraag is hoe de bevoegdheden van de EU zich verhouden tot de bevoegdheden van de lidstaten.
Hiertoe zijn de EU-bevoegdheden verdeeld in
drie typen:
1 exclusieve bevoegdheden;
2 gedeelde bevoegdheden;
3 coördinerende bevoegdheden.

Ad 1 Exclusieve bevoegdheid
Bij een exclusieve bevoegdheid is alleen de EU nog bevoegd om bindende
regels te maken en mogen de lidstaten dat zelf niet meer doen. Dit is, onder meer, het geval bij het
monetair beleid en de buitenlandse handelspolitiek.

Ad 2 Gedeelde bevoegdheid
Bij gedeelde bevoegdheden mogen de lidstaten nog wel zelf bindende regels maken, totdat de EU
gebruik maakt van zo'n gedeelde bevoegdheid. Dan vervalt de bevoegdheid van de lidstaten om nog
langer zelf regels te maken. De meeste bevoegdheden van de EU zijn gedeelde bevoegdheden.

Ad 3 Coördinerende bevoegdheden
Bij coördinerende bevoegdheden zijn alleen de lidstaten bevoegd om juridisch bindende regels vast
te stellen. De EU is dat dus niet. De EU is bij deze bevoegdheden slechts bevoegd om de nationale
bevoegdheden te coördineren en de lidstaten te ondersteunen (toerisme, cultuur, onderwijs,
volksgezondheid).

Bij de gedeelde bevoegdheden speelt de vraag of en in welke vorm de EU daadwerkelijk gebruik mag
maken van haar bevoegdheden. Uitgangspunt is dat de EU alleen gebruikmaakt van haar
bevoegdheden indien het doel niet door de lidstaten zelf kan worden bereikt, maar juist beter door
de EU. Dit wordt het subsidiariteitsbeginsel genoemd (art. 5 lid 3 VEU). Dit beginsel geldt niet bij de
exclusieve bevoegdheden van de EU, omdat de lidstaten dan in het geheel niet meer bevoegd zijn
om juridisch bindende regels te stellen.

Als de EU vervolgens daadwerkelijk gebruikmaakt van een bevoegdheid, dan geldt dat ze niet verder
mag gaan dan nodig is om de doelstellingen van de EU te verwezenlijken. Dit wordt het
evenredigheidsbeginsel genoemd (art. 5 lid 4 VEU. In het Nederlandse recht spreken we ook wel van
het proportionaliteitsbeginsel.

De beslissingen van de EU vallen uiteen in vier typen (art. 288 VWEU):
1 verordeningen;
2 richtlijnen;
3 besluiten;
4 aanbevelingen.
€5,99
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper
Seller avatar
dominiquevandenberg

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
dominiquevandenberg Hogeschool Arnhem en Nijmegen
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
8
Lid sinds
7 jaar
Aantal volgers
3
Documenten
10
Laatst verkocht
3 maanden geleden

0,0

0 beoordelingen

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen