Met o.a.
- Chemie
- Pathologie
- Voedingsleer
- Psychologie
- Diëtetiek
1
,Chemie
Les 1
De functie, structuur, opbouw, vorming en relatie met gezondheid van vet,
cholesterol en fosfolipiden in het lichaam
Vet
- Functie = brandstof – energiereserves – celmembranen –vitamines
- Structuur = C – H –O
- Opbouw = glycerol + 3 vetzuren
- Vorming = Desaturasen = enzym die een elektron van een molecuul op een
ander molecuul kan overbrengen.
Elongasen = verlengt de koolstofketen met 2 C atomen.
- Relatie met gezondheid = Essentiële vetzuren kan het lichaam niet zelf
aanmaken. Hebben 2 of meer cis- dubbele bindingen waarbij de eerste dubbele
binding vanaf de methylkant op een plek zit waar het lichaam ze niet zelf kan
maken ω-6 & ω-3
Essentieel
Linolzuur LA ω-6 18:2, n-6 C18H32O2 Linoleic
а-linoleenzuur ALA ω-3 18:3, n-3 C18H30O2 Linolenic
Eicosapentaeenzuur EPA ω-3 20:5, n-3 C20H30O2
Docosahexaeenzuur DHA ω-3 22:6, n-3 C22H32O2
Semi-essentieel
Arachidonzuur AA ω-6 20:4, n-6 C20H32O2
λ-linoleenzuur GLA ω-6 18:3, n-6 C18H30O2
Eicosapentaeenzuur EPA ω-3 20:5, n-3 C20H30O2
Docosahexaeenzuur DHA ω-3 22:6, n-3 C22H32O2
- Linolzuur arachidonzuur
- Alfa-linoleenzuur eicosapentaeenzuur, EPA
docosahexaeenzuur, DHA
Ideaal patroon = 5 keer omega 6 vetzuur in verhouding tot 1 omgega 3 vetzuur
Huidig patroon = 20 keer omega 6 vetzuur in verhouding tot 1 omega 3 vetzuur
Cholesterol
- Functie = Celwanden – hormonen – voorloper vitamine D – productie galzuren
- Structuur = C – H – O
- Opbouw = In het cytoplasma, uit acetyl-CoA.
- Relatie met gezondheid = Endogeen (lichaam) cholesterol = 600-800 mg/dag
Exogeen (voeding) cholesterol = 250 – 300 mg/dag 2 : 1
Cholesterol verlaat lichaam idvv vrij cholesterol of idvv galzure zouten in gal
Lipiden
Voorbeelden van lipiden zijn
fosfolipiden (in celmembranen)
cholesterol (in celmembranen en in het
bloed)
triglyceriden (de eetbare vetten en oliën)
steroïden (in hormonen en
geneesmiddelen) 2
eicosanoïden (in prostaglandinen)
,Fosfolipiden
- Functie = Onderdeel van celmembraan met. Bekendste fosfolipiden is lecithine.
- Structuur = Vetachtige stoffen; glycerol + 2 vetzuren + 1 fosforzuur
- Opbouw = Hydrofiele kop en hydrofobe staart
- Relatie celmembranen = Celmembraan bestaat uit dubbele laag fosfolipiden
- Toepassingen in kookprocessen =
Vettransport
K.K.V (albuminen) L.K.V (chylomicronen)
1. Transport door darmwand 1. Transport door darmwand: micel
2. Bloedbaan - triglyceride - chylomicronen
3. Lever 2. Lymfebaan
3. Bloedbaan
4. Lever
Les 2
De bouw, functie, samenstelling en transport van lipoptroteïnen, triglyceriden,
vetzuren en cholesterol via de bloedsomloop beschrijven en uitleggen.
Lipoproteïne = bestaat uit mantel van eiwitten & vet/cholesterol in de mantel
transport van vetten in de bloedbaan naar weefsel die vet verbruikt/opslaat
1. Chylomicronen 2. VLDL
exogeen vet endogeen vet
uit voeding uit lever
2. LDL 3. HDL
cholesterol cholesterol
van lever naar cel van cel naar lever
Chylomicronen VLDL LDL HDL
Triglyceride 83% 50% 11% 7%
Eiwitten 2% 10% 25% 50%
Cholesterol 8% 20% 50% 20%
Transport chylomicronen, VLDL, LDL en HDL
- Micel = met galzure zouten (kan door darmwand)
- Chylomicronen = zonder galzure zouten
- Exogeen = Darmen naar lever
- Endogeen = Lever naar cellen & terug
3
, Een relatie leggen tussen bloedwaarden en tijdstip van triglyceriden, cholesterol
en het risico op hart- en vaatziekten
- Normaalwaarde totaal cholesterol = 5 mmol/L of lager
- LDL = < 3 mmol/l
- HDL = (m) 0,9 – 1,7 mmol/l (v) 1,1 – 2,0 mmol/l
- Triglyceriden 0,6 - 2,2 mmol/l
- Triglyceriden = cholesterol uit voeding, dus momentopname nuchter
- LDL cholesterol = endogeen cholesterol gemaakt na de lever niet nuchter
- Voeding heeft geen invloed op HDL, wel LDL
- Veel verzadigde vetzuren meer aanmaak cholesterol (LDL) in het lichaam
lever neemt niet goed op blijft in lichaam achter
- Transvet & verzadigde vetzuren verhogen kans op hart&vaakziekte
- Onverzadigde vetten verlaagt kans op hart&vaatziekte
Les 3
De bouw, vorming en de functie van de eicosanoiden in het lichaam beschrijven
en uitleggen
- Eicosanoïden (uit EPA) = beïnvloedt specifieke cellen, bijvoorbeeld verwijden
bloedvaten, voorkomen trombose, hartritme, ontstekingen. Eicosanoïden
zijn paracriene hormonen; hormonen die door de cel zelf worden geproduceerd,
het hormoon uitzendt en waarnaar het hormoon ook weer terugkeert
Lipiden
eicosanoïden:
o prostaglandines (PG),
o tromboxanen (TX),
o leukotriënen (LT)
o lipoxines(LX)
Een relatie leggen tussen de tromboxanen en prostaglandine en hart- en
vaatziekten
- Tromboxanen = bloedvatvernauwing, bevorderen trombose
verhogen kans op hart&vaatziektes (wel nuttig voor stolling bij wondjes)
- Prostaglandines = bloedvatverwijding, voorkomen trombose
verminderen kans op hart&vaatziektes
4