Methode van communicatieonderzoek en statistiek
Deeltoets 1 - Samenvatting
Week 1 - Introductie (HC1) + Hoe ontstaat onderzoek (HC2)
● Communicatiewetenschap = Een systematisch proces van kennisvergaring over
menselijke communicatie
Communicatiewetenschappers onderzoeken de inhoud, toepassing en gevolgen van
media en communicatie. Het kan 6 aspecten van communicatie omvatten =
1. Sociale media (Facebook, influencers)
2. Organisaties of groepen (Communicatiekanalen, flexwerken)
3. Interpersoonlijk (Communicatie tussen een arts en een patient)
4. Intercultureel (Migratie)
5. Technologie (Apps, smartwatches)
6. Persuasief (Reclame, campagnes)
Dit wordt weer onderverdeeld in 4 domeinen =
1. Persuasieve communicatie
2. Corporate communicatie
3. Entertainment communicatie
4. Politieke communicatie en journalistiek
-----
● Wetenschap = Systematisch proces van vergaring van theoretische kennis door
middel van observatie. Dit bestaat uit 3 onderdelen =
1. Systematisch proces → Vragen stellen en beantwoorden, resultaten
openlijk delen en laten zien dat de resultaten valide zijn!
2. Empirisch → Gebaseerd op waarnemingen van sociale werkelijkheid
3. Cumulatief proces → Bouwt voort op bestaand onderzoek
● Wetenschappelijke kennis = Het vergaren van kennis via (6) duidelijke omschreven
regels (Method of Science is het zoeken van kennis) =
1. Empirisch toetsbaar → Gebaseerd op werkelijkheid, waarneembare data
2. Repliceerbaar → Studie moet herhaald kunnen worden met dezelfde
resultaten
3. Objectief → Bevindingen niet persoonsgebonden, vergelijkbare uitkomsten,
geen ruimte voor subjectiviteit
4. Transparant / Openbaar → Controleerbaar, open voor kritiek
5. Falsifieerbaar → Op zoek naar tegenbewijs, welke observatie is nodig om je
verwachting tegen te spreken
6. Logisch consistent / Intern coherent → Consistent in je ideeën,
verwachtingen en conclusies
- Belangrijk = Je resultaten zijn altijd voorlopig, nooit 100% zeker
-----
, ● Empirisch cyclus = De manier om systemtische kennis te vergaren
(1) Observatie → (2) Inductie → (3) Deductie → (4) Toetsing → (5) Evaluatie
----- (HC2, Hoe ontstaat onderzoek)
Er zijn 3 onderdelen =
1. Paradigma (wereldbeeld) → Gedeelde opvattingen en aannames. Paradigma
verschuift steeds door nieuwe vergaarde kennis (een ander wereldbeeld)
2. Ontologie (zijnsleer) → Opvatting over hoe de sociale werkelijkheid is opgebouwd.
Ontologie bepaalt hoe wetenschappers denken en onderzoek verrichten
3. Epistemologie (kennisleer) → Opvattingen over wat als kennis telt en hoe kennis
moet worden vergaard. Epistemologie bepaalt welke onderzoeksmethoden worden
gebruikt en wat de kwaliteit daarvan is
Er zijn 2 paradigma’s binnen communicatiewetenschap =
1. Empirisch-analytisch (worldview I) = Kwantitatief onderzoek
- Nomothetische kennis → Nadruk op wetmatigheden/generaliseren (grote
sociale patronen)
- Reductionistisch → Eenheid (persoon) gereduceerd tot variabelen
- Objectief → Derdepersoonsperspectief
- Denk aan survey, gebruik bestaand materiaal
2. Empirisch-interpretatief (worldview II) = Kwalitatief onderzoek
- Idiografische kennis → Begrip van het unieke (verstehen, individuele
gevallen)
- Holistisch → Eenheid als geheel
- Subjectief → Eerstepersoonsperspectief
- Denk aan groeps- en diepte interviews
- Belangrijk = Tegenwoordig veel vaker mixed-method research!
-----
, Empirisch cyclus =
(1) Observatie → Kijken zoeken naar informatie
(2) Inductie → Van het bijzondere naar het algemene redeneren
- Concrete situatie → Inductie → Algemene verbanden
- Observatie → Patroon → Theorie
(3) Deductie → Van het algemene naar het bijzondere redeneren
- Algemene verbanden → Deductie → Concrete situatie
- Theorie → Voorspelling → Hypothese
(4) Toetsing → Toetsen van de hypothesen
1. Verificatie = Een hypothese is wetenschappelijk als deze bevestigd kan worden (je
weet het nooit zeker en je kunt er nooit een algemene uitspraak mee doen)
2. Falsificatie = Een hypothese is wetenschappelijk als hij weerlegt kan worden (met
meer zekerheid iets zeggen over de geldigheid van je hypothese)
(5) Evaluatie
-----
● Onderzoeksplan = Een systematisch geheel van methodische beslissingen
- Probleemstelling → Onderzoeksmethode → Dataverzameling
(1) Introductie → Aanleiding + Relevantie + Doel- en vraagstelling (Observatie + Deductie)
(2) Theoretisch kader → Hypothesen + Conceptueel model (Deductie)
(3) Methode → Keuze dataverzameling (Toetsing)
(4) Resultaten → Toetsing van hypothese (Toetsing)
(5) Conclusie → Antwoord op hoofdvraag + Limitaties + Vervolgonderzoek (Evaluatie)
Deeltoets 1 - Samenvatting
Week 1 - Introductie (HC1) + Hoe ontstaat onderzoek (HC2)
● Communicatiewetenschap = Een systematisch proces van kennisvergaring over
menselijke communicatie
Communicatiewetenschappers onderzoeken de inhoud, toepassing en gevolgen van
media en communicatie. Het kan 6 aspecten van communicatie omvatten =
1. Sociale media (Facebook, influencers)
2. Organisaties of groepen (Communicatiekanalen, flexwerken)
3. Interpersoonlijk (Communicatie tussen een arts en een patient)
4. Intercultureel (Migratie)
5. Technologie (Apps, smartwatches)
6. Persuasief (Reclame, campagnes)
Dit wordt weer onderverdeeld in 4 domeinen =
1. Persuasieve communicatie
2. Corporate communicatie
3. Entertainment communicatie
4. Politieke communicatie en journalistiek
-----
● Wetenschap = Systematisch proces van vergaring van theoretische kennis door
middel van observatie. Dit bestaat uit 3 onderdelen =
1. Systematisch proces → Vragen stellen en beantwoorden, resultaten
openlijk delen en laten zien dat de resultaten valide zijn!
2. Empirisch → Gebaseerd op waarnemingen van sociale werkelijkheid
3. Cumulatief proces → Bouwt voort op bestaand onderzoek
● Wetenschappelijke kennis = Het vergaren van kennis via (6) duidelijke omschreven
regels (Method of Science is het zoeken van kennis) =
1. Empirisch toetsbaar → Gebaseerd op werkelijkheid, waarneembare data
2. Repliceerbaar → Studie moet herhaald kunnen worden met dezelfde
resultaten
3. Objectief → Bevindingen niet persoonsgebonden, vergelijkbare uitkomsten,
geen ruimte voor subjectiviteit
4. Transparant / Openbaar → Controleerbaar, open voor kritiek
5. Falsifieerbaar → Op zoek naar tegenbewijs, welke observatie is nodig om je
verwachting tegen te spreken
6. Logisch consistent / Intern coherent → Consistent in je ideeën,
verwachtingen en conclusies
- Belangrijk = Je resultaten zijn altijd voorlopig, nooit 100% zeker
-----
, ● Empirisch cyclus = De manier om systemtische kennis te vergaren
(1) Observatie → (2) Inductie → (3) Deductie → (4) Toetsing → (5) Evaluatie
----- (HC2, Hoe ontstaat onderzoek)
Er zijn 3 onderdelen =
1. Paradigma (wereldbeeld) → Gedeelde opvattingen en aannames. Paradigma
verschuift steeds door nieuwe vergaarde kennis (een ander wereldbeeld)
2. Ontologie (zijnsleer) → Opvatting over hoe de sociale werkelijkheid is opgebouwd.
Ontologie bepaalt hoe wetenschappers denken en onderzoek verrichten
3. Epistemologie (kennisleer) → Opvattingen over wat als kennis telt en hoe kennis
moet worden vergaard. Epistemologie bepaalt welke onderzoeksmethoden worden
gebruikt en wat de kwaliteit daarvan is
Er zijn 2 paradigma’s binnen communicatiewetenschap =
1. Empirisch-analytisch (worldview I) = Kwantitatief onderzoek
- Nomothetische kennis → Nadruk op wetmatigheden/generaliseren (grote
sociale patronen)
- Reductionistisch → Eenheid (persoon) gereduceerd tot variabelen
- Objectief → Derdepersoonsperspectief
- Denk aan survey, gebruik bestaand materiaal
2. Empirisch-interpretatief (worldview II) = Kwalitatief onderzoek
- Idiografische kennis → Begrip van het unieke (verstehen, individuele
gevallen)
- Holistisch → Eenheid als geheel
- Subjectief → Eerstepersoonsperspectief
- Denk aan groeps- en diepte interviews
- Belangrijk = Tegenwoordig veel vaker mixed-method research!
-----
, Empirisch cyclus =
(1) Observatie → Kijken zoeken naar informatie
(2) Inductie → Van het bijzondere naar het algemene redeneren
- Concrete situatie → Inductie → Algemene verbanden
- Observatie → Patroon → Theorie
(3) Deductie → Van het algemene naar het bijzondere redeneren
- Algemene verbanden → Deductie → Concrete situatie
- Theorie → Voorspelling → Hypothese
(4) Toetsing → Toetsen van de hypothesen
1. Verificatie = Een hypothese is wetenschappelijk als deze bevestigd kan worden (je
weet het nooit zeker en je kunt er nooit een algemene uitspraak mee doen)
2. Falsificatie = Een hypothese is wetenschappelijk als hij weerlegt kan worden (met
meer zekerheid iets zeggen over de geldigheid van je hypothese)
(5) Evaluatie
-----
● Onderzoeksplan = Een systematisch geheel van methodische beslissingen
- Probleemstelling → Onderzoeksmethode → Dataverzameling
(1) Introductie → Aanleiding + Relevantie + Doel- en vraagstelling (Observatie + Deductie)
(2) Theoretisch kader → Hypothesen + Conceptueel model (Deductie)
(3) Methode → Keuze dataverzameling (Toetsing)
(4) Resultaten → Toetsing van hypothese (Toetsing)
(5) Conclusie → Antwoord op hoofdvraag + Limitaties + Vervolgonderzoek (Evaluatie)