Inhoud
Hoofdstuk 12: Depressieve- en bipolaire-stemmingsstoornissen .......................................................... 3
12.1. DSM-5 classificatie van stemmingsstoornissen.......................................................................... 3
12.2. Depressieve-stemmingsstoornissen........................................................................................... 3
12.3. Bipolaire stemmingsstoornissen (voorheen manisch-depressief) ............................................. 5
12.4. Restcategorieën en nadere omschrijvingen van stemmingsstoornissen ................................... 6
12.5. Assessment ................................................................................................................................. 7
12.6. Epidemiologie en comorbiditeit ................................................................................................. 7
12.7. theoretische visies op depressieve stoornissen en manie ......................................................... 7
12.8. behandeling ................................................................................................................................ 9
Hoofdstuk 13: Angststoornissen ........................................................................................................... 10
13.1. Angst ......................................................................................................................................... 10
13.2. Angststoornissen ...................................................................................................................... 10
13.3. Prevalentie, incidentie en comorbiditeit .................................................................................. 12
13.4. Etiologie .................................................................................................................................... 12
13.5. Beloop....................................................................................................................................... 13
13.6. Taxatie van angst ...................................................................................................................... 13
13.7. Behandeling .............................................................................................................................. 14
Hoofdstuk 24: Obsessieve-, compulsieve- en verwante stoornissen.................................................... 15
24.1. Obsessieve compulsieve stoornis............................................................................................. 15
24.2. Verzamelstoornis (Hoarding Disorder) ..................................................................................... 16
24.3. Morfodysfore stoornis (Body Dysmorphic Disorder, BDD) ...................................................... 17
24.4. Trichotillomanie en excoriatiestoornis ..................................................................................... 18
Hoofdstuk 21: Trauma- en stressgerelateerde stoornissen .................................................................. 19
21.1. Posttraumatische stressstoornis (PTSS) ................................................................................... 19
21.2. Acute stressstoornis ................................................................................................................. 22
21.3. Aanpassingsstoornis ................................................................................................................. 22
21.4. Assessment van posttraumatische stress ................................................................................ 22
21.5. Epidemiologie en risicofactoren ............................................................................................... 23
21.6. Theorieën over ontstaan en voortbestaan van verwerkingsstoornissen................................. 23
21.7. Behandeling .............................................................................................................................. 24
Hoofdstuk 15: Somatisch-symptoomstoornis ....................................................................................... 25
15.1. Beschrijving .............................................................................................................................. 25
, 15.2. Prevalentie................................................................................................................................ 26
15.3. Beloop....................................................................................................................................... 26
15.4. Verklaringsmodellen................................................................................................................. 27
15.5. Diagnostiek ............................................................................................................................... 27
15.6. Behandeling .............................................................................................................................. 28
Hoofdstuk 14: Middelgeboden stoornissen en verslaving .................................................................... 29
14.1. Klinisch beeld en diagnose ....................................................................................................... 29
14.2. Prevalentie................................................................................................................................ 32
14.3. Historisch perspectief ............................................................................................................... 32
14.4. Theoretische modellen ............................................................................................................. 33
14.5. Behandeling .............................................................................................................................. 34
Hoofdstuk 20: schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen ........................................ 34
20.1. Klinisch beeld ............................................................................................................................ 34
20.2. Diagnostiek door de jaren heen ............................................................................................... 36
20.3. Stoornis of continuüm in de bevolking .................................................................................... 36
20.4. Het neuropsychologische model van psychose ....................................................................... 39
20.5. Wanneer welke diagnostiek? ................................................................................................... 39
20.6. Interventie ................................................................................................................................ 40
20.7. Herstel en rehabilitatie ............................................................................................................. 43
,Hoofdstuk 12: Depressieve- en bipolaire-stemmingsstoornissen
Stemmingsstoornis → ontstemming is langdurig of extreem. Er zijn andere symptomen aanwezig en
het dagelijks functioneren wordt bemoeilijkt.
12.1. DSM-5 classificatie van stemmingsstoornissen
Depressieve stemmingsstoornissen
- Disruptieve-stemmingsdisregulatiestoornis
- Depressieve stoornis
- Persisterende depressieve stoornis
- Premenstruele stemmingsstoornis
- Depressieve stemmingsstoornis door middel/medicatie
- Depressieve stemmingsstoornis door somatische aandoening
Bipolaire stoornissen
- Bipolaire I-stoornis
- Bipolaire II-stoornis
- Cyclothyme stoornis
- Bipolaire stemmingsstoornis door middel/medicatie
- Door somatische aandoening
Depressieve episode → onafgebroken periode van minimaal 2 weken symptomen die minstens
bestaan uit depressieve stemming of verlies aan interesse of plezier.
Manische episode → aaneengesloten periode van minimaal 1 week voortdurend een overdreven
uitgelaten of juist uiterst prikkelbare stemming heeft en er is sprake van toegenomen doelgerichte
activiteit of energie. Dagelijks functioneren aanzienlijk beperkt.
Hypomane episode → dezelfde symptomen als manische episode, met dien verstande dat
symptomen minimaal 4 dagen aanwezig moeten zijn en er geen grote beperkingen in het dagelijks
functioneren zijn.
- Eerdere episoden dienen bij de classificatie te worden betrokken in verband met de diagnose
van depressieve-stemmingsstoornis of bipolaire stoornis
12.2. Depressieve-stemmingsstoornissen
Disruptieve-stemmingsdisregulatiestoornis
- Aanhoudende prikkelbare stemming en hevige driftbuien
- Diagnose alleen toekennen aan kinderen en jongeren tot 18 jaar, en is toegevoegd aan de
DSM-V om het vaak stellen van de diagnose en overbehandeling van bipolaire-
stemmingsstoornissen bij deze leeftijdsgroep te voorkomen.
Depressieve stoornis
- Depressieve stemming en/of verlies van interesse en plezier (anhedonie).
- Mogen geen manische of hypomane episoden in geschiedenis aanwezig zijn.
- Slechts eenmaal depressieve stoornis → eenmalige episode, minimaal 1 eerdere episode
geweest; depressieve stoornis → recidiverend. Om van afzonderlijke depressieve episoden te
kunnen spreken, moet er tussen 2 episoden een periode van minimaal 2 aaneengesloten
maanden zijn waarin de klachten grotendeels afwezig zijn geweest.
DSM-V
- Binnen ene periode van 2 weken zijn minimaal 5 van de hierna genoemde symptomen (bijna)
dagelijks aanwezig geweest, terwijl dat daarvoor niet het geval was.
- Minimaal 1 van de symptomen is ofwel een sombere stemming ofwel anhedonie
• Sombere stemming: die grootste gedeelte van de dag aanhoudt.
, • Duidelijk minder interesse of plezier: in (bijna) alle activiteiten gedurende het
grootste gedeelte van de dag (anhedonie).
• Gewichtsverlies/toename: zonder volgen van dieet, of duidelijke verandering in
eetlust.
• Insomnia of hypersomnia
• Gevoelens van rusteloosheid of geremd worden (ook door anderen waarneembaar)
• Vermoeidheid of minder energiek
• Gevoelens van waardeloosheid of schuldgevoelens
• Verminderde concentratie of besluiteloosheid
• Terugkomende gedachten aan de dood, suïcidegedachten of suïcidepoging of -plan
Persisterende depressieve stoornis (PSD)
Voorheen onderscheid chronische depressieve stoornis en dysthyme stoornis
- Chronische stoornis met minimale duur van 2 jaar.
- Dysthyme syndroom → onvoldoende symptomen om te voldoen aan criteria van
depressieve stoornis.
- Indien er sprake is/was van depressieve stoornis → ‘PSD met intermitterende depressieve
episode, met huidige episode’ (klachten voldoen nu aan criteria depressie) of ‘PSD met
intermitterende depressieve episode, zonder huidige episode’ (klachten voldoen in verleden
aan criteria depressie).
- Lang depressief, maar te weinig kenmerken van depressie.
- Alleen chronische, episodische, subklinische depressieve symptomen, maar voldoen niet aan
depressieve episode.
DSM-V
- Sombere stemming die minimaal 2 jaar merendeel van de dagen grootste deel van de dag
aanwezig is.
- Tijdens depressiviteit zijn minimaal 2 van de volgende kenmerken aanwezig:
• Gewichtsverlies/toename: zonder dieet of duidelijk verandering in eetlust
• Insomnia of hypersomnia
• Vermoeidheid of minder energiek
• Gering gevoel van eigenwaarde
• Verminderde concentratie of besluiteloosheid
• Gevoelens van hulpeloosheid
- Gedurende periode van 2 jaar zijn kenmerken nooit langer dan 2 maand afwezig geweest.
Premenstruele dysfore stoornis
- Klachten in week voor menstruatie
- Voor diagnose moet er prospectief gedurende 2 symptomatische cycli dagelijks een
klachtenlijst worden bijgehouden.
- Alleen als symptomen afgelopen jaar aanwezig waren tijdens meeste menstruatiecycli.
DSM-V
In laatste week voor menstruatie minimaal 5 van de volgende kenmerken aanwezig en nemen af
binnen een paar dagen na begin van de menstruatie:
- 1 (of meer) van de volgende symptomen:
• Affectieve labiliteit
• Prikkelbaarheid of boosheid
• Sombere stemming
• Gevoelens van hulpeloosheid
• Angst