SCHEIKUNDE SAMENVATTING HOOFDSTUK 1 HAVO 4
Hoofdstuk 1
.1 Volgens het atoommodel van Bohr is een atoom opgebouwd uit een kern met daarin
positief geladen protonen en ongeladen neutronen.
Vrijwel het grootste deel van de massa van het atoom wordt bepaald door de deeltjes in de
kern. Er zijn zeven schillen, aangeduid met de letters K, L, M, N, O, P en Q. De verdeling
van de schillen wordt de elektronenconfiguratie genoemd.
schil K L M
maximum aantal 2 8 18
elektronen
De elektronen in de buitenste schil, de valentie-elektronen, zijn betrokken bij het vormen van
bindingen tussen atomen in een molecuul. Uit het aantal valentie-elektronen kun je
bijvoorbeeld afleiden hoeveel bindingen een atoom kan vormen in een molecuul.
De massa van een atoom is heel klein. Daarom is er een massa-eenheid bedacht die qua maat
beter past bij de massa van een atoom: de atomaire massa-eenheid u. 1.0 u komt overeen met
1,66⋅1 0−27 kg. Protonen hebben een massa van 1,0 u. Elektronen hebben een massa van 5,5
⋅1 0− 4u. De massa van een atoom wordt dus vrijwel uitsluitend bepaald door de deeltjes in de
kern.
Protonen zijn positief geladen, elektronen zijn negatief geladen. De lading van een proton en
een elektron is even groot, maar tegengesteld. Ook voor de lading van atomaire deeltjes
wordt gebruikgemaakt van een nieuwe eenheid: het elementaire ladingsquantum e. 1,0 e is
gelijk aan 1,6⋅1 0−19coulomb ( C ). Neutronen zijn ongeladen.
Elke atoomsoort heeft zijn eigen atoomnummer. Dit nummer komt overeen met het aantal
protonen in de kern. Naast een atoomnummer heeft een atoom ook een massagetal. Dat is de
som van het aantal kerndeeltjes, dus de som van het aantal protonen en het aantal neutronen.
Het atoomnummer en het massagetal zijn getallen waarmee het aantal protonen, elektronen
en neutronen kan worden bepaald.
atoomnummer = aantal protonen = aantal elektronen
massagetal = aantal protonen + aantal neutronen
Je kunt een atoom met een bepaald massagetal op verschillende manieren weergeven.
In tegenstelling tot het atoomnummer kan het massagetal van een atoomsoort wel variëren.
Atomen van hetzelfde element die een verschillend aantal neutronen in de kern hebben, noem
je isotopen. Beide isotopen hebben hetzelfde aantal protonen omdat ze hetzelfde
atoomnummer hebben.
.2
In het huidige periodiek systeem staan elementen in volgorde van atoomnummer van links
naar rechts gerangschikt in perioden. Elementen met overeenkomstige eigenschappen staan in
groepen onder elkaar. Er zijn achttien groepen en zeven perioden. Sommige groepen hebben
een groepsnaam.
Hoofdstuk 1
.1 Volgens het atoommodel van Bohr is een atoom opgebouwd uit een kern met daarin
positief geladen protonen en ongeladen neutronen.
Vrijwel het grootste deel van de massa van het atoom wordt bepaald door de deeltjes in de
kern. Er zijn zeven schillen, aangeduid met de letters K, L, M, N, O, P en Q. De verdeling
van de schillen wordt de elektronenconfiguratie genoemd.
schil K L M
maximum aantal 2 8 18
elektronen
De elektronen in de buitenste schil, de valentie-elektronen, zijn betrokken bij het vormen van
bindingen tussen atomen in een molecuul. Uit het aantal valentie-elektronen kun je
bijvoorbeeld afleiden hoeveel bindingen een atoom kan vormen in een molecuul.
De massa van een atoom is heel klein. Daarom is er een massa-eenheid bedacht die qua maat
beter past bij de massa van een atoom: de atomaire massa-eenheid u. 1.0 u komt overeen met
1,66⋅1 0−27 kg. Protonen hebben een massa van 1,0 u. Elektronen hebben een massa van 5,5
⋅1 0− 4u. De massa van een atoom wordt dus vrijwel uitsluitend bepaald door de deeltjes in de
kern.
Protonen zijn positief geladen, elektronen zijn negatief geladen. De lading van een proton en
een elektron is even groot, maar tegengesteld. Ook voor de lading van atomaire deeltjes
wordt gebruikgemaakt van een nieuwe eenheid: het elementaire ladingsquantum e. 1,0 e is
gelijk aan 1,6⋅1 0−19coulomb ( C ). Neutronen zijn ongeladen.
Elke atoomsoort heeft zijn eigen atoomnummer. Dit nummer komt overeen met het aantal
protonen in de kern. Naast een atoomnummer heeft een atoom ook een massagetal. Dat is de
som van het aantal kerndeeltjes, dus de som van het aantal protonen en het aantal neutronen.
Het atoomnummer en het massagetal zijn getallen waarmee het aantal protonen, elektronen
en neutronen kan worden bepaald.
atoomnummer = aantal protonen = aantal elektronen
massagetal = aantal protonen + aantal neutronen
Je kunt een atoom met een bepaald massagetal op verschillende manieren weergeven.
In tegenstelling tot het atoomnummer kan het massagetal van een atoomsoort wel variëren.
Atomen van hetzelfde element die een verschillend aantal neutronen in de kern hebben, noem
je isotopen. Beide isotopen hebben hetzelfde aantal protonen omdat ze hetzelfde
atoomnummer hebben.
.2
In het huidige periodiek systeem staan elementen in volgorde van atoomnummer van links
naar rechts gerangschikt in perioden. Elementen met overeenkomstige eigenschappen staan in
groepen onder elkaar. Er zijn achttien groepen en zeven perioden. Sommige groepen hebben
een groepsnaam.