BPV opdracht 2 B1-K1-W3
V1. Gedurende mijn stage periode heb ik vaker mogen meedenken aan de
activiteiten. De laatste keer heb ik georiënteerd over de thema hoek. Bij
ons gaat het nu over letterfeest en heb we hebben een letterwinkel
gecreëerd. Dit is dan ook voor alle 3 de groepen 3.
O1. 6 activiteiten
1. Activiteit 1 is bedoeld voor kinderen die het moeilijk hebben met
rekenen.
We gaan dan ook splitsingen oefenen. Op school (dit heb ik wel eens
gedaan)
2. Activiteit 2 is bedoeld voor alle kinderen van de groepen 3. De
thema hoek voor de letterwinkel. Ze leren te communiceren met
elkaar. Op school
3. Activiteit 3. Koekjes bakken met de kinderen. Zo zijn ze bezig met
hun handen.
4. Activiteit 4. Letterdobbelsteen maken voor de kinderen. Met een
groepje van 5 kinderen. In een kringetje. De letter wat hij/zij gooit
moet hij/zij er een woord mee maken.
5. Activiteit 5. Dansen in de spiegel
6. Alle kinderen zoeken een partner. Zet muziek aan. Het ene kind
maakt bewegingen, het andere kind doet dat precies na. Het ziet er
dan uit alsof je in een spiegel kijkt. Doe dit met een kind voor. Wissel
na een tijdje van rol.
7. Activiteit 6. Ik ga op reis en neem mee...
8. Een bekend spel waarbij je steeds meer woorden moet onthouden!
Het eerste kind verzint iets wat mee op reis gaat, het tweede kind
herhaalt wat het eerste kind zei en voegt hier zelf iets aan toe, het
derde kind herhaalt wat het eerste en tweede kind zeiden en voegt
hier iets aan toe etc. Hoe ver kunnen de kinderen komen?
O2.
1. Met wie voer je de activiteit uit, waarom juist met deze kinderen? –
Ik heb bij een activiteit gekozen voor kinderen die moeite hebben
met rekenen want ook rekenen is een belangrijk vak.
2. Welk activiteit doe je en vanuit welke kennis van de
ontwikkelingspsychologie heb je je keus gemaakt? – Ik heb al eerder
met een groepje kinderen apart gezeten die rekenen moeilijk vinden
in dit geval splitsen.
3. Bij welk ontwikkelingsgebied sluit je aan en op welke manier doe je
dat? – Hen motiveren dat je het wel kan hoe moeilijk iets ook is.
4. Welke materialen en middelen gebruik je daarvoor, op de grond van
welke kennis kies je juist die? – Voor de reken activiteit kies ik ervoor
om splitsingen te oefenen via een werkboek of een kopie.
V1. Gedurende mijn stage periode heb ik vaker mogen meedenken aan de
activiteiten. De laatste keer heb ik georiënteerd over de thema hoek. Bij
ons gaat het nu over letterfeest en heb we hebben een letterwinkel
gecreëerd. Dit is dan ook voor alle 3 de groepen 3.
O1. 6 activiteiten
1. Activiteit 1 is bedoeld voor kinderen die het moeilijk hebben met
rekenen.
We gaan dan ook splitsingen oefenen. Op school (dit heb ik wel eens
gedaan)
2. Activiteit 2 is bedoeld voor alle kinderen van de groepen 3. De
thema hoek voor de letterwinkel. Ze leren te communiceren met
elkaar. Op school
3. Activiteit 3. Koekjes bakken met de kinderen. Zo zijn ze bezig met
hun handen.
4. Activiteit 4. Letterdobbelsteen maken voor de kinderen. Met een
groepje van 5 kinderen. In een kringetje. De letter wat hij/zij gooit
moet hij/zij er een woord mee maken.
5. Activiteit 5. Dansen in de spiegel
6. Alle kinderen zoeken een partner. Zet muziek aan. Het ene kind
maakt bewegingen, het andere kind doet dat precies na. Het ziet er
dan uit alsof je in een spiegel kijkt. Doe dit met een kind voor. Wissel
na een tijdje van rol.
7. Activiteit 6. Ik ga op reis en neem mee...
8. Een bekend spel waarbij je steeds meer woorden moet onthouden!
Het eerste kind verzint iets wat mee op reis gaat, het tweede kind
herhaalt wat het eerste kind zei en voegt hier zelf iets aan toe, het
derde kind herhaalt wat het eerste en tweede kind zeiden en voegt
hier iets aan toe etc. Hoe ver kunnen de kinderen komen?
O2.
1. Met wie voer je de activiteit uit, waarom juist met deze kinderen? –
Ik heb bij een activiteit gekozen voor kinderen die moeite hebben
met rekenen want ook rekenen is een belangrijk vak.
2. Welk activiteit doe je en vanuit welke kennis van de
ontwikkelingspsychologie heb je je keus gemaakt? – Ik heb al eerder
met een groepje kinderen apart gezeten die rekenen moeilijk vinden
in dit geval splitsen.
3. Bij welk ontwikkelingsgebied sluit je aan en op welke manier doe je
dat? – Hen motiveren dat je het wel kan hoe moeilijk iets ook is.
4. Welke materialen en middelen gebruik je daarvoor, op de grond van
welke kennis kies je juist die? – Voor de reken activiteit kies ik ervoor
om splitsingen te oefenen via een werkboek of een kopie.