1.1
Dijkring-> gebied wat tegen hoog water wordt beschermd
Waterschap -> regionale overheidsinstantie
Risico hangt af van:
1. Oppervlakte dijkring
2. Ligging onder NAP
3. Aantal inwoners
4. Waarde bebouwing
5. Economische /productie waarde
Zeespiegelstijging (Door klimaatveranderingen)
1. Poolkappen smelten
2. Water zet uit
Het klimaat veranderd ook in Nederland
Zomer -> droog/ zware korte buien
Winter -> nat/ veel regen
1.2
Duinen ontstaan door -> eb -> zand waait achter obstakels en blijft liggen
3 kusttypen
1. Wadden-> overstromen bij vloed > veel sedimentatie
2. Gesloten -> duinen/stranden door 1. Stroming 2. Wind
3. Estuarium-> trechter zorgt voor mix Zout en Zoet -> groter effect eb en vloed
Zachte kust -> niet door de mens gemaakt (wadden)
Harde kust -> door de mens gemaakt (dammen) -> nadeel: kan niet zelf herstellen
Stranddrift -> golfsnelheid in diep water hoger -> golven slaan schuin op de kust -> zand N-O
richting
Getijstromingen (eb/vloed) -> door aantrekkingskracht van de maan
Hoogtij/ laagtij
Springtij-> grootste verschil -> als de zon/maan kracht samenvallen |x|of ||x
Doodtij -> verschil minimaal -> als de zon en de maan haaks staan
Door een combi van 1. getij 2. Wind 3. driftstoom -> Waddeneilanden verplaatst
, 1.3
Dynamische handhaving -> de natuur zijn gang laten gaan en alleen waar nodig ingrijpen
Strand suppletie = duur/ veel overlast
Vooroever= goedkoper/ minder overlast
Zandmotor = zand wordt voor de kust neergelegd waarna de 1. Wind 2. Stroming 3. Golven
het verplaatsen
Voorbeelden zachte kust
1. Slufter -> geul waarbij water het land in kon dringen
2. Kerf -> inhammen in en duin -> eerst overstroomde het veel -> strand erosie en in
duinen veel sedimentatie -> nu grote berg in ingang van de geul
Bolwerkvorming -> minder goed de kust beperken door bebouwing
2.1
Stroomgebied: gebied wat uitwatert op een bepaalde rivier
Waterscheiding: de grens tussen 2 stroomgebieden
Stroomstelsel -> hoofdstroom + alle zij rivieren/takken
Lengteprofiel
Bovenloop: hoge snelheid -> veel erosie en hoog verval (verschil hoogte tussen 2
punten)
Middenloop
Benedenloop: lage snelheid -> veel sediment en laag verval
Verhang: hoogte verschil/ Lengte (m/km)
Vertraging ’s tijd: periode tussen verhoging van de waterstand boven en onder ( de piek)
Dijkring-> gebied wat tegen hoog water wordt beschermd
Waterschap -> regionale overheidsinstantie
Risico hangt af van:
1. Oppervlakte dijkring
2. Ligging onder NAP
3. Aantal inwoners
4. Waarde bebouwing
5. Economische /productie waarde
Zeespiegelstijging (Door klimaatveranderingen)
1. Poolkappen smelten
2. Water zet uit
Het klimaat veranderd ook in Nederland
Zomer -> droog/ zware korte buien
Winter -> nat/ veel regen
1.2
Duinen ontstaan door -> eb -> zand waait achter obstakels en blijft liggen
3 kusttypen
1. Wadden-> overstromen bij vloed > veel sedimentatie
2. Gesloten -> duinen/stranden door 1. Stroming 2. Wind
3. Estuarium-> trechter zorgt voor mix Zout en Zoet -> groter effect eb en vloed
Zachte kust -> niet door de mens gemaakt (wadden)
Harde kust -> door de mens gemaakt (dammen) -> nadeel: kan niet zelf herstellen
Stranddrift -> golfsnelheid in diep water hoger -> golven slaan schuin op de kust -> zand N-O
richting
Getijstromingen (eb/vloed) -> door aantrekkingskracht van de maan
Hoogtij/ laagtij
Springtij-> grootste verschil -> als de zon/maan kracht samenvallen |x|of ||x
Doodtij -> verschil minimaal -> als de zon en de maan haaks staan
Door een combi van 1. getij 2. Wind 3. driftstoom -> Waddeneilanden verplaatst
, 1.3
Dynamische handhaving -> de natuur zijn gang laten gaan en alleen waar nodig ingrijpen
Strand suppletie = duur/ veel overlast
Vooroever= goedkoper/ minder overlast
Zandmotor = zand wordt voor de kust neergelegd waarna de 1. Wind 2. Stroming 3. Golven
het verplaatsen
Voorbeelden zachte kust
1. Slufter -> geul waarbij water het land in kon dringen
2. Kerf -> inhammen in en duin -> eerst overstroomde het veel -> strand erosie en in
duinen veel sedimentatie -> nu grote berg in ingang van de geul
Bolwerkvorming -> minder goed de kust beperken door bebouwing
2.1
Stroomgebied: gebied wat uitwatert op een bepaalde rivier
Waterscheiding: de grens tussen 2 stroomgebieden
Stroomstelsel -> hoofdstroom + alle zij rivieren/takken
Lengteprofiel
Bovenloop: hoge snelheid -> veel erosie en hoog verval (verschil hoogte tussen 2
punten)
Middenloop
Benedenloop: lage snelheid -> veel sediment en laag verval
Verhang: hoogte verschil/ Lengte (m/km)
Vertraging ’s tijd: periode tussen verhoging van de waterstand boven en onder ( de piek)