Samenvatting THERMISCH COMFORT - 1e bachelor - semester 2

Thermisch comfort


Thermisch comfort voor woongebouwen 2022
Inleiding
Kwalitatieve eisen voor een gebouw
1. Comfort van de gebruiker
- Behalen door te voldoen aan de parameters.
- Hangt af van de activiteit (verschillend in de keuken <->
slaapkamer)
- Gevel als isolerende jas: hoe meer lagen, hoe beter.
 Isolatie= verschil tussen twee waarden.

2. Gezondheidsnoden van de gebruiker
- Verhinderen van de bacteriën in de lucht: reduceren door te
ventileren = binnenlucht wordt ververst door buitenlucht.
- Bacterie + vocht = schimmel
! Ventileren is nu verplicht toe te passen in elke nieuwbouw.

3. Duurzaamheid van de bouwconstructies
Duurzaam moet voldoen aan 3 aspecten:
- Ecologisch verantwoord zijn  materialen gebruiken waarvoor de
natuur het minste wordt aangetast.
- Economisch verantwoord zijn  voldoen aan economische
randvoorwaarden, waarbij de kostprijs van het gebouw belangrijk
is: monetaire besteding zo efficiënt mogelijk.
 Onderhoud speelt ook een belangrijke rol.
- Sociologische randvoorwaarden: Wat is de sociologische impact
op de omgeving bij het plaatsen van een gebouw?  Toestroom
van mensen? Verhoging van tewerkstelling?
Vb. Sociologische uitwisseling aan de hand van een brug tussen
twee dorpen  leidt tot economische wijzigingen.

4. Economische randvoorwaarden

5. Ecologische gegevens


Thermische isolatie= materiaal dat gebruikt wordt zodat de warmte
binnen blijft.




Rood= spouwgevel

1

,Thermisch comfort


Ruimte tussen de spouwgevel en de isolatie= spouw
Geel= isolatie
- Hatch: lus  zachte isolatie
- Hatch: driehoek  stijve isolatie




Zadeldak: meestal uit hout gemaakt.

Als men een lichte, dubbele constructie gebruiken, dan gebruikt men altijd
minerale wol in de spouw!
 Geldt ook voor wanden (bv. bij een dubbele, houten of gips wand).
 Bij een stenen muur is minerale wol niet verplicht, want dit is een zware
gevel.

Integraal bouwfysisch
Beter renoveren = benoveren
Wanneer men een gebouw gaat ontwerpen moet men dit bekijken vanuit
een integraal standpunt  allerlei disciplines lineair of circulair toepassen:
- Geluid
- Licht
- Warmte
- Koude
- Ventilatie

Integrale aanpak: de gevel
Hoe zwaarder de schil, hoe beter de akoestische isolatie zal zijn!
 Zwaar bouwen is niet altijd mogelijk,
bv. Een gebouw uit hout om ecologische redenen.
bv. De fundering van het gebouw kan geen zware materialen dragen.
 Oplossing: dubbelwandige constructie bouwen uit lichte materialen =
MVM = Massa Veer Massa Systeem (ander concept dan massief
bouwen).

Traditionele opbouw van de schil:
- Isolatie (akoestisch)
- Windscherm
- Waterscherm
- Isolatie (thermisch)
2

,Thermisch comfort


- Luchtscherm

Water- en windschermen altijd aan de buitenzijde van de schil!
Luchtscherm altijd aan de binnenzijde (steeds lokaal)!
Extra informatie bouwschil:
Akoestiek
 Paramater R (geluidsverzwakkingsindex)
 “Harde” constructieschil
 Zwakke plekken:
- Vensters
- Deuren
- Kieren/naden
- Lichte constructies (zadeldak, houten constructies,
sandwichpanelen, …)
 Conflict met ventilatiesysteem A, B, C (dure oplossingen)
 systeem van ventilatierooster in de gevel en afvoer door het dak.
(Ventilatie systeem D: systeem met aanvoer en afvoer door het dak)
 Geen conflict met stabiliteit / brandweerstand.

Winddichting: tegen stroming van buiten naar binnen
 Verhinderen vochtig worden en afkoeling van thermsche isolatie van
buitenaf.
 Dichte constructieschil (gevelmuur, onderdak)
 Zwakke plekken:
- Samenkomen dakvlak en gevel
- Aansluitingen schedingsconstructies – gevel
- Deuren
- Kieren / naden
- Thermische isolatie in spouw (waterdichting bij volle spouwvulling
of luchtspouw bij gedeeltelijke spouwvulling)
 Geen conflict met akoestiek / stabiliteit / brandweerstand.
Winddichting is dampopen!

Zadeldak – onderdak
 Onderdak= korafleece (folie)
- Hoge dampdoorlatenheid
- Winddicht
- Waterafstotend
 Onderdak= celit 4D (houtvezelplaat 22mm)
- Dampdoorlatend
- Winddicht
- Waterafstotend
- Isolerend
 Onderdak plaat beter akoestisch rendement dan een folie.

Waterdichting: langs de buitenkant
 Verhinderen vochtig worden constructie (inwendig) door regen en
sijpelwater (onderbouw) en opstijgend vocht.
 Dichte constructieschil (gevelmuur, dakbedekking-onderdak,
polymeer folies (DPC))
3

, Thermisch comfort




 Zwakke plekken:
- Verbindingen vloer-muur
- Uitzettingsvoegen
- Kieren/naden
- Kelders:
 Cementeren + bestrijken met bitumenderivaten (hoog FO)
 Cementeren + PE dubbele noppenfolies + drainagematten
(laag FO)
 Geen conflict met winddichting / akoestiek / stabiliteit /
brandweerstand.

Thermisch
 Parameter λ (= Lambda: warmtegeleidingscoëfficiënt)
 Isolatiemateriaal met laagst mogelijke lambda en hoogste
plaatsingscomfort = reële thermische prestatie.
 Zwakke plekken:
- Ventilatie
- Vensters
- Deuren
- Kieren/naden
- Verbindingen tussen gevelvlakken
- Funderingsaanzet
- Dakranden
 Isolatie moet continu zijn rond het gebouw  een onderbreking van
de thermische isolatie wordt als een fout gezien = niet-aanvaarde
bouwknoop = koude brug.
Ook thermsche isolatie tussen twee glasplaten van een raam.
 Conflict met ventilatie / indien foute keuze materiaal dan ook met
akoestiek.
 Geen conflict met stabiliteit / brandweerstand / wind- en
waterdichting.
 Mogelijk conflict met plat dak met EPDM / bitumen.
Een materiaal is thermisch isolerend als Lambda kleiner is dan 0,07W /
mK.


 Thermisch isolerende steen om een
continu themrische isolatie te
bekomen.

Vaak is dit cellenbeton:
draagkrachtig en thermisch
isolerend.

Cellenglas heeft een lagere
Lambda waarde dan
cellenbeton, maar wordt enkel

4