Paragraaf 4.1
Je kunt uitleggen wat industrie inhoudt:
De opkomst van de productie in fabrieken noemen we industrialisatie, rond
1700 maakten ondernemers voor het maken van garens en stoffen veel
gebruik van huisnijverheid. Eeuwenlang waren spinners en wevers gevestigd
in steden, maar door alle regels van het gildesysteem waren 't erg duur
geworden. Daarom schakelden ondernemers mensen op het platteland in.
Dat de huisnijverheid langzamerhand verdween, kwam doordat er in 1700
meer vraag kwam naar katoen. Kooplieden haalden die katoen uit de koloniën
in Amerika & Azië (en brachten die) naar Groot-Brittannië.
De spinners/wevers in de huisnijverheid konden de groeiende verkoop aan
katoen niet meer bijhouden (dit was veel werk, ze deden het met de hand).
Uitvinders deden daarom hun best om werktuigen te ontwikkelen, waarmee
je sneller kon spinnen & weven, ze bedachten bv spinmachines die vele
draden tegelijk konden spinnen.
De volgend stap was dat deze machines niet meer met de handkracht werden
'bestuurd', maar door watermolens. Zulke machines konden niet meer in huis
staan, ondernemers moesten hiervoor speciale gebouwen voor maken (bij
rivieren).
-en de laatste stap was dat watermolens werden vervangen door
stoommachines.
De grote veranderingen door de komst van fabrieken, machines en stroomtreinen =
de industriële revolutie.
Je kunt de belangrijkste oorzaken/gevolgen noemen van de industriële revolutie:
Oorzaken van de industrialisatie:
In de 18e verbeterde de landbouw, waardoor de Britse bevolking begon te
groeien.
Het aantal arbeidskrachten nam toe. Door de efficiëntere landbouw raakten
veel boeren werkloos.
Er waren goedkope grondstoffen beschikbaar (zoals katoen) uit de koloniën.
In Groot-Brittannië waren grote voorraden steenkool & ijzererts aanwezig. En
daardoor was de brandstof voor de stoommachines goedkoper.
Er werden steeds meer nieuwe machines uitgevonden.
, Gevolgen van de industrialisatie:
Groot-Brittannië veranderde van een agrarisch-stedelijke samenleving in een
industriële samenleving.
Er kwamen nieuwe en snellere vormen van transport.
Steeds meer men gingen in steden wonen. De Britse bevolking groeide van 6
miljoen naar wel 17,5 miljoen (zo'n snelle groei had nog nooit
plaatsgevonden) inwoners.
Het toenemend gebruik van steenkool, leidde tot zwarte luchtvervuiling.
Mensen uit de tijd merkten dat er veel roet in de lucht kwam, wat dus slecht
was voor hun gezondheid.