In 1945 hadden geallieerde troepen de Japanse bezetting van Azië beëindigd. Veel Aziaten wilden
onafhankelijkheid. De Europeanen leken voor de oorlog nog onoverwinnelijk, maar doordat ze door
de Japanners verslagen werden groeide het Aziatische zelfvertrouwen. In sommige koloniën was de
machtsoverdracht vreedzaam, terwijl in andere niet. Ook de dekolonisatie van Nederlands-Indië
verliep zeer gewelddadig. Daar hadden de nationalistische leiders op 17 augustus 1945 de
onafhankelijke republiek Indonesië uitgeroepen. Vrijwel onmiddellijk hierna begon een strijd om de
macht. Indonesische nationalistische jongeren bezetten strategische plekken en gebruikte grof
geweld tegen Nederlanders. Deze tijd staat bekend als de bersiapperiode. Nederland bestreed de
nationalisten en probeerde het Nederlandse gezag te herstellen. Toen dat niet lukte, besloten ze tot
onderhandelingen over de machtsoverdracht. Er was afgesproken niet te vechten, maar dat
gebeurde toch. Omdat Nederland vond dat het onvoldoende zijn zin kreeg, besloot de regering in
1947 tot militair ingrijpen. Er werden mensen doodgeschoten en dorpen werden in brand gestoken.
Andere landen waren verontwaardigd over het Nederlandse optreden. Ze oefenden druk uit om het
conflict op te lossen. Uiteindelijk zag Nederland zich gedwongen op 27 december 1949 de
soevereiniteit over te dragen aan president Soekarno.
Eind jaren 40 wekte de Nederlandse regering de indruk dat het herstel van de orde op beheerste
wijze verliep. Nederland vond dat de Indonesische onafhankelijkheid geleidelijk moest worden
ingevoerd, onder Nederlandse leiding. De regering zag Soekarno’s nationalisten als gewelddadige
opstandelingen die zij moesten bestrijden. Nederland was niet in oorlog met de bevolking en sprak
daarom van ‘politionele acties’ – acties om de orde te herstellen. Het beeld dat Nederland
terughoudend was opgetreden, bleef lang bestaan. In 1969 vertelde een soldaat voor het eerst dat
ze verschrikkelijke misdaden hadden gepleegd. Er werden onderzoeken gedaan, waaruit bleek dat
Nederland misdaden had gepleegd en ernstige fouten had gemaakt.
China is nooit een westerse kolonie geweest. Westerse landen probeerden er wel macht uit te
oefenen. Het Chinese bestuur verzwakte hierdoor en de keizer moest in 1911 aftreden.
Daarna bezette Japan delen van China en er brak een burgeroorlog uit. In 1949 slaagden de
communisten erin die burgeroorlog te winnen. Mao Zedong riep de Volksrepubliek China uit.
Hij wilde hier een economische grootmacht van maken. Maar doordat boeren massaal
moesten meehelpen in de industrie, produceerden zij minder voedsel. Velen gingen dood
van de honger. Mao regeerde met harde hand. Politieke tegenstanders liet hij meedogenloos
vermoorden. Na de dood van Mao in 1976 begon de welvaart te groeien. Oorzaken:
- De regering besloot dat ouders niet meer dan één kind mochten krijgen.
- Ondernemers kregen meer vrijheid.
Het continent Afrika was vrijwel helemaal verdeeld. Het einde van de koloniale overheersing
na 1950 had drie belangrijke oorzaken:
- Het in contact komen met westerse ideeën: nationalisme, gelijkheid van mensen en
het recht om zichzelf te besturen. Hierdoor eisten de Afrikanen onafhankelijkheid.
- De Tweede Wereldoorlog had veel Europese landen verzwakt.
- Omdat de S-U invloed probeerde te krijgen en westerse landen bang waren dat ze
communistisch zouden worden, waren de westerse landen gedwongen in te stemmen
met Afrikaans zelfbestuur.