Hoofdstuk 4 Relativiteits theorie
4.1
Lichtsnelheid heft voor iedere waarnemer altijd dezelfde waarde.
Tijdsduur van een beweging en lengte van een voorwerp afhankelijk van de snelheid van de
waarnemer ten opzichte van die beweging van dat voorwerp.
Massa van voorwerp is ook afhankelijk van zijn snelheid
c= λ ∙ f
c = de lichtsnelheid (2,99x10^8 m/s)
λ = golflengte in m
f = frequentie in Hz
Fotonen energie
Ef =h ∙ f
Ef= energie van het foton in joule
h= constante van planck (6,63x10^-34 Js)
f= frequentie in Hz
Als de snelheid 0.25 van de lichtsnelheid is voldoen de wetten van newton steeds minder. Afstand
die een voorwerp aflegt is afhankelijk van het ruimtelijk coördinatensysteem dat je gebruikt om de
plaatsten van het voorwerp te gebruiken. Ook de tijdsduur is afhankelijk van de gebruikte klok.
Relativistisch: niet verwaarloosbaar ten opzichte van de lichtsnelheid.
Inertiaal systemen: referentiesystemen die onderling eenparig bewegen.
Snelheden in dezelfde richting kun je bij elkaar optellen.
Snelheden in niet dezelfde richting moet je een parallellogramconstructie samenstellen.
4.2
Tijddilatatie: voor een waarnemer alle processen langzamer lijken te lopen in een ander
referentiesysteem dat hem met grote snelheid nadert of zich van hem verwijdert.
Lengtekrimp
Licht legt op de heenweg een langere afstand af dan op de terugweg, dit wordt niet gecompenseerd.
De waarnemer op het perron meet een tijdsduur in de trein een factor die y^2 langer is dan wanneer
de trein stil zou staan.
Doordat de lichtsnelheid in ieder inertiaal systeem gelijk is en de tijdsduur in de trein een factor Y
korter is dan gerekend vanaf het perron, moet de afstand tussen de spiegels voor de waarnemer op
het perron dus een factor Y kleiner zijn dan voor de waarnemer in de trein.
Lengtecontractie treedt alleen op in de onderlinge bewegingsrichting van de inertiaalsystemen.
De waarnemer op het station meet een langere tijdsduur dt’ voor hetzelfde proces dat in de trein dt
gebeurt gammafactor.
' Δt
Δt = =γ∗Δ t
√
2
v
1− 2
c
4.1
Lichtsnelheid heft voor iedere waarnemer altijd dezelfde waarde.
Tijdsduur van een beweging en lengte van een voorwerp afhankelijk van de snelheid van de
waarnemer ten opzichte van die beweging van dat voorwerp.
Massa van voorwerp is ook afhankelijk van zijn snelheid
c= λ ∙ f
c = de lichtsnelheid (2,99x10^8 m/s)
λ = golflengte in m
f = frequentie in Hz
Fotonen energie
Ef =h ∙ f
Ef= energie van het foton in joule
h= constante van planck (6,63x10^-34 Js)
f= frequentie in Hz
Als de snelheid 0.25 van de lichtsnelheid is voldoen de wetten van newton steeds minder. Afstand
die een voorwerp aflegt is afhankelijk van het ruimtelijk coördinatensysteem dat je gebruikt om de
plaatsten van het voorwerp te gebruiken. Ook de tijdsduur is afhankelijk van de gebruikte klok.
Relativistisch: niet verwaarloosbaar ten opzichte van de lichtsnelheid.
Inertiaal systemen: referentiesystemen die onderling eenparig bewegen.
Snelheden in dezelfde richting kun je bij elkaar optellen.
Snelheden in niet dezelfde richting moet je een parallellogramconstructie samenstellen.
4.2
Tijddilatatie: voor een waarnemer alle processen langzamer lijken te lopen in een ander
referentiesysteem dat hem met grote snelheid nadert of zich van hem verwijdert.
Lengtekrimp
Licht legt op de heenweg een langere afstand af dan op de terugweg, dit wordt niet gecompenseerd.
De waarnemer op het perron meet een tijdsduur in de trein een factor die y^2 langer is dan wanneer
de trein stil zou staan.
Doordat de lichtsnelheid in ieder inertiaal systeem gelijk is en de tijdsduur in de trein een factor Y
korter is dan gerekend vanaf het perron, moet de afstand tussen de spiegels voor de waarnemer op
het perron dus een factor Y kleiner zijn dan voor de waarnemer in de trein.
Lengtecontractie treedt alleen op in de onderlinge bewegingsrichting van de inertiaalsystemen.
De waarnemer op het station meet een langere tijdsduur dt’ voor hetzelfde proces dat in de trein dt
gebeurt gammafactor.
' Δt
Δt = =γ∗Δ t
√
2
v
1− 2
c