Motorisch leren in stappen
Translatie = verplaatsing
Rotatie = moment leveren
Cognitieve walkthrough:
1. Wat is de kern van de beweging?
2. Hoe kun je de beweging beschrijven? (Kinematica)
3. Welke krachten en/of momenten veroorzaken de beweging? (Dynamica)
4. Wat zijn de kritische succesfactoren van de beweging in de les LO?
5. Hoe kan ik ingrijpen? (Wat is jouw aanpak) wat wij doen in onze lessen
Functionele anatomie:
o Flexie (buigen)
o Extensie (strekken)
o Palmairflexie (hand naar je toe buigen)
o Dorsaalflexie (hand van je hand buigen)
o Pronatie
o Supinatie
Opponeren: flexie en adductie
Reponeren: extensie en abductie
, Stap 1 Wat is de kern van de beweging?
Bij beweging
- Translatie rotatie of beide
- Welke vlakken en assen
Bij houding
- Hoe kun je de houding omschrijven (gehurkt, gestrekt)
- Stabiel, labiel, metastabiel of indifferent evenwicht.
Spierwerking
- Samentrekken concentrisch contraheren (spier verkort)
- Concentrisch: spiercontractie waarbij de afstand tussen de origo en insertie kleiner
worden (korter)
- Exentrisch: spiercontractie waarbij de afstand tussen o en i groter wordt en iets
tegengehouden of afgeremd wordt (bv. gewicht van het lichaam of lichaamsdeel, de
werking van een elastiek)
- Isometrisch: spiercontractie waarbij de afstand tussen o en i gelijk blijft (gelijk)
Anatomische spiergroepen:
Spieren liggen gerangschikt in spiergroepen.
Anatomische spiergroepen geven aan waar de spiergroep zich in het lichaam bevindt.
- Ventraalflexoren van de romp buikspieren
- Extensoren van de onderarm triceps
- Plantairflexoren van de voet kuitspieren
Stap 2 hoe kan ik een beweging beschrijven?
(Kinematica)
Kinematische parameters
1. Afgelegde afstand (s), snelheid (v) en versnelling /vertraging (a)
2. Baan LZP (parabool) en positie (acrogym)
3. Energie:
potentiële energie hoogte energie (Je hebt energie opgebouwd, van kast in
trampoline springen)
Kinetische bewegingsenergie, vaart/snelheid (ringzwaaien snelheid grootst boven
opangpunt, 0 kinetische energie op het dode punt en veel potentiele energie)
Veerenergie vering rheuterplank/trampoline
Rotatie-energie blijven roteren als je klein bent bij een salto
4. Belangrijkste bewegingen in de belangrijkste gewrichten. (functionele anatomie)
5. Ritmes: (vaak bij turnbewegingen)
Scapulohumerale ritme (SHR)
Bekken-been ritme (BBR) bekken kantelt/beweegt me met je been
Translatie = verplaatsing
Rotatie = moment leveren
Cognitieve walkthrough:
1. Wat is de kern van de beweging?
2. Hoe kun je de beweging beschrijven? (Kinematica)
3. Welke krachten en/of momenten veroorzaken de beweging? (Dynamica)
4. Wat zijn de kritische succesfactoren van de beweging in de les LO?
5. Hoe kan ik ingrijpen? (Wat is jouw aanpak) wat wij doen in onze lessen
Functionele anatomie:
o Flexie (buigen)
o Extensie (strekken)
o Palmairflexie (hand naar je toe buigen)
o Dorsaalflexie (hand van je hand buigen)
o Pronatie
o Supinatie
Opponeren: flexie en adductie
Reponeren: extensie en abductie
, Stap 1 Wat is de kern van de beweging?
Bij beweging
- Translatie rotatie of beide
- Welke vlakken en assen
Bij houding
- Hoe kun je de houding omschrijven (gehurkt, gestrekt)
- Stabiel, labiel, metastabiel of indifferent evenwicht.
Spierwerking
- Samentrekken concentrisch contraheren (spier verkort)
- Concentrisch: spiercontractie waarbij de afstand tussen de origo en insertie kleiner
worden (korter)
- Exentrisch: spiercontractie waarbij de afstand tussen o en i groter wordt en iets
tegengehouden of afgeremd wordt (bv. gewicht van het lichaam of lichaamsdeel, de
werking van een elastiek)
- Isometrisch: spiercontractie waarbij de afstand tussen o en i gelijk blijft (gelijk)
Anatomische spiergroepen:
Spieren liggen gerangschikt in spiergroepen.
Anatomische spiergroepen geven aan waar de spiergroep zich in het lichaam bevindt.
- Ventraalflexoren van de romp buikspieren
- Extensoren van de onderarm triceps
- Plantairflexoren van de voet kuitspieren
Stap 2 hoe kan ik een beweging beschrijven?
(Kinematica)
Kinematische parameters
1. Afgelegde afstand (s), snelheid (v) en versnelling /vertraging (a)
2. Baan LZP (parabool) en positie (acrogym)
3. Energie:
potentiële energie hoogte energie (Je hebt energie opgebouwd, van kast in
trampoline springen)
Kinetische bewegingsenergie, vaart/snelheid (ringzwaaien snelheid grootst boven
opangpunt, 0 kinetische energie op het dode punt en veel potentiele energie)
Veerenergie vering rheuterplank/trampoline
Rotatie-energie blijven roteren als je klein bent bij een salto
4. Belangrijkste bewegingen in de belangrijkste gewrichten. (functionele anatomie)
5. Ritmes: (vaak bij turnbewegingen)
Scapulohumerale ritme (SHR)
Bekken-been ritme (BBR) bekken kantelt/beweegt me met je been