Samenvatting literatuur
1 De middeleeuwen:
1. Historische achtergrond 500-1500
Bestuur
Frankische rijk sterk uitbreiden. Werd bestuurd door middel van het feodale stelsel/leenstelsel
(de koning/leenheer leende land uit aan de adel(leenmannen), die bestuurde dat land en
mochten de opbrengst houden in ruil voor trouw en verdediging). Bestond dus uit onafhankelijke
staten en viel in 9e eeuw uiteen in centraal Frankrijk (west) en Duitse rijk (oost).
Cultuur
middeleeuwse cultuur wordt theologisch genoemd omdat: Germanen bouwde op restanten
romeinse rijk een beschaving op, daarbij speelde hun bekering tot chr een grote rol. Dankzij kerk
bleef romeinse cultuur bewaard. Hun waren de enige die kunne lezen en schrijven en hadden
dus het onderwijs in handen.
Ridderlijk karakter tweede kenmerk middeleeuwen: de eerste stand was de geestelijk macht en
de tweede stand was de adel, die de werkelijke macht bezat. Daardoor ridderlijk karakter.
1ste stand: geestelijkheid
2de stand: adel (kunst cultuur en onderwijs)
3de stand: de burgerij
Vroege middeleeuwen: 1ste 2de stand en Germanen behouden romeinse cultuur
Hoge middeleeuwen: 3de stand ontstaat dor het ontstaan van steden
Late middeleeuwen: burgerij steeds machtiger nieuw kenmerk: het burgerlijke
2. Beeldende kunst en muziek:
Beeldende kunst
kunst: vooral theocentrisch (kunst diende mensen te wijzen op het goddelijke en de
vergankelijkheid van het aarde leven, daarom niet alleen ontspanning maar ook een les)
Bouwkunst: kathedralen (symbool voor verbondenheid mens en god)
- romaanse stijl: ronde bogen en massieve muren met kleine vensters en zware steunberen
(soberder)
- gotische kathedralen: hoge spitse bogen en gewelven, grote ramen, luchtbogen (kleurijker)
schilderkunst:
- romaanse stijl: wandschilderingen in kerken en miniaturen in boeken (waterverf en olieverf)
- gotische tijd: jan van eyck, duccio di buoninsegna
kenmerken middeleeuwen
- theocentrisch
- kunst en cultuur (talrijke kastelen en uitbeelden dappere ridders, later burgerlijk karakter
door stadhuizen etc)
1 De middeleeuwen:
1. Historische achtergrond 500-1500
Bestuur
Frankische rijk sterk uitbreiden. Werd bestuurd door middel van het feodale stelsel/leenstelsel
(de koning/leenheer leende land uit aan de adel(leenmannen), die bestuurde dat land en
mochten de opbrengst houden in ruil voor trouw en verdediging). Bestond dus uit onafhankelijke
staten en viel in 9e eeuw uiteen in centraal Frankrijk (west) en Duitse rijk (oost).
Cultuur
middeleeuwse cultuur wordt theologisch genoemd omdat: Germanen bouwde op restanten
romeinse rijk een beschaving op, daarbij speelde hun bekering tot chr een grote rol. Dankzij kerk
bleef romeinse cultuur bewaard. Hun waren de enige die kunne lezen en schrijven en hadden
dus het onderwijs in handen.
Ridderlijk karakter tweede kenmerk middeleeuwen: de eerste stand was de geestelijk macht en
de tweede stand was de adel, die de werkelijke macht bezat. Daardoor ridderlijk karakter.
1ste stand: geestelijkheid
2de stand: adel (kunst cultuur en onderwijs)
3de stand: de burgerij
Vroege middeleeuwen: 1ste 2de stand en Germanen behouden romeinse cultuur
Hoge middeleeuwen: 3de stand ontstaat dor het ontstaan van steden
Late middeleeuwen: burgerij steeds machtiger nieuw kenmerk: het burgerlijke
2. Beeldende kunst en muziek:
Beeldende kunst
kunst: vooral theocentrisch (kunst diende mensen te wijzen op het goddelijke en de
vergankelijkheid van het aarde leven, daarom niet alleen ontspanning maar ook een les)
Bouwkunst: kathedralen (symbool voor verbondenheid mens en god)
- romaanse stijl: ronde bogen en massieve muren met kleine vensters en zware steunberen
(soberder)
- gotische kathedralen: hoge spitse bogen en gewelven, grote ramen, luchtbogen (kleurijker)
schilderkunst:
- romaanse stijl: wandschilderingen in kerken en miniaturen in boeken (waterverf en olieverf)
- gotische tijd: jan van eyck, duccio di buoninsegna
kenmerken middeleeuwen
- theocentrisch
- kunst en cultuur (talrijke kastelen en uitbeelden dappere ridders, later burgerlijk karakter
door stadhuizen etc)