9.1 Lopende golven
Als deeltjes de trilling aan elkaar doorgeven kan je spreken van een golf. Als je een
touw op en neer beweegt krijg je een lopende golf waarbij elk deeltje om de
evenwichtsstand trilt. Er wordt energie doorgeven, zodat het volgende deeltje in het
touw in trilling kan komen. Een golf transporteert dus alleen energie, geen deeltjes.
Met een slinky (een slap touw) kan je harmonische trillingen maken en ontstaan er
sinusvormige lopende golven. Als je hand één harmonische trilling uitvoert is de
golg één sinus lang, de lengte heet de golflengte en daarvoor gebruik je labda. De
amplitude van een lopende golf is hetzelfde als die van de trilling. Als de amplitude
groter is geeft de golf meer energie door. De golflengte is te herkennen aan dat het
zich steeds herhaalt. Bij een harmonische trilling is dat patroon één volledige sinus.
, ^ harmonische trilling
Bij een niet-harmonische trilling is de golf niet sinus-vormig. De golflengte is hierbij
de lengte van het zich herhalend patroon. Een puls is ongeveer een halve golflengte
groot, maar kan ook enkele golflengtes zijn, je noemt een puls ook wel een golftrein.
Als je een slinky, snaar of koord strakker aanspant, lopen er meer golven doorheen.
De voortplantingssnelheid of golfsnelheid is dan groter.
Er is een formule die je bij golven altijd gebruikt:
λ= v*T of λ= v/f of v= f* λ
λ is de golflengte in meter.
v is de voortplantingssnelheid van de golf in meter per seconde.
T is de trillingstijd in seconde.
f is de frequentie in hertz.
Als de trillingstijd groter wordt, dan wordt de golflengte evenredig groter. Ook als de
golfsnelheid groter is, komt de kop van de golf, het golffront, in dezelfde tijd verder.
Ook dan is de golflengte dus evenredig groter.
Bij een transversale golf zie je dat de trillingsrichting van de windingen van de veer
loodrecht staat op de voortplantingssnelheid van de golf. Je krijgt dan een patroon
van bergen en dalen.
Je kan een slinky ook in de lengterichting heen en weer bewegen. De ringen van de
veer trillen in de lengterichting, in dezelfde richting dus als waarin de golf zich
voortplant. Dit heet een longitudinale golf. Je krijgt een patroon van verdichtingen
(waar de ringen dicht op elkaar zitten) en verdunningen (waar de ringen verder van
elkaar zitten dan normaal).
Een golf in een slinky plant zich maar in één richting voort; het is een
eendimensionale transversale golf. De voortplantingssnelheid hangt af van:
• Het materiaal van de snaar
• De dikte van de snaar
• De spankracht van de snaar
Als deeltjes de trilling aan elkaar doorgeven kan je spreken van een golf. Als je een
touw op en neer beweegt krijg je een lopende golf waarbij elk deeltje om de
evenwichtsstand trilt. Er wordt energie doorgeven, zodat het volgende deeltje in het
touw in trilling kan komen. Een golf transporteert dus alleen energie, geen deeltjes.
Met een slinky (een slap touw) kan je harmonische trillingen maken en ontstaan er
sinusvormige lopende golven. Als je hand één harmonische trilling uitvoert is de
golg één sinus lang, de lengte heet de golflengte en daarvoor gebruik je labda. De
amplitude van een lopende golf is hetzelfde als die van de trilling. Als de amplitude
groter is geeft de golf meer energie door. De golflengte is te herkennen aan dat het
zich steeds herhaalt. Bij een harmonische trilling is dat patroon één volledige sinus.
, ^ harmonische trilling
Bij een niet-harmonische trilling is de golf niet sinus-vormig. De golflengte is hierbij
de lengte van het zich herhalend patroon. Een puls is ongeveer een halve golflengte
groot, maar kan ook enkele golflengtes zijn, je noemt een puls ook wel een golftrein.
Als je een slinky, snaar of koord strakker aanspant, lopen er meer golven doorheen.
De voortplantingssnelheid of golfsnelheid is dan groter.
Er is een formule die je bij golven altijd gebruikt:
λ= v*T of λ= v/f of v= f* λ
λ is de golflengte in meter.
v is de voortplantingssnelheid van de golf in meter per seconde.
T is de trillingstijd in seconde.
f is de frequentie in hertz.
Als de trillingstijd groter wordt, dan wordt de golflengte evenredig groter. Ook als de
golfsnelheid groter is, komt de kop van de golf, het golffront, in dezelfde tijd verder.
Ook dan is de golflengte dus evenredig groter.
Bij een transversale golf zie je dat de trillingsrichting van de windingen van de veer
loodrecht staat op de voortplantingssnelheid van de golf. Je krijgt dan een patroon
van bergen en dalen.
Je kan een slinky ook in de lengterichting heen en weer bewegen. De ringen van de
veer trillen in de lengterichting, in dezelfde richting dus als waarin de golf zich
voortplant. Dit heet een longitudinale golf. Je krijgt een patroon van verdichtingen
(waar de ringen dicht op elkaar zitten) en verdunningen (waar de ringen verder van
elkaar zitten dan normaal).
Een golf in een slinky plant zich maar in één richting voort; het is een
eendimensionale transversale golf. De voortplantingssnelheid hangt af van:
• Het materiaal van de snaar
• De dikte van de snaar
• De spankracht van de snaar