Smv biologie T5 erfelijkheid en evolutie
Basisstof 1
Fenotype: het uiterlijk (de zichtbare eigenschappen van een organisme) wordt bepaald door
het genotype en het milieu
De informatie voor je erfelijke eigenschappen ligt in het DNA in de celkernen. In elke
cel van je lichaam bevat de celkern de informatie voor al je erfelijke eigenschappen
In elke celkern in je lichaam liggen chromosomen. Chromosomen zijn langgerekte
dunne ‘draden’.
DNA is opgebouwd uit 4 verschillende bouwstenen: C,G,A en T. De bouwstenen C en
G liggen steeds tegenover elkaar net als de bouwstenen A en T.
DNA-sequentie: de volgorde waarin deze bouwstenen staan
Doordat deze 4 bouwstenen van het DNA in een bepaalde volgorde staan, ontstaat
een code met de informatie voor een erfelijke eigenschap
Het DNA in de chromosomen in één enkele celkern bevat de complete informatie
voor al je erfelijke eigenschappen genotype
De chromosomen zijn telkens twee aan twee aan elkaar gelijk. De chromosomen
komen in paren voor
Een mens heeft 23 paren chromosomen in een celkern. Dit geldt voor alle cellen
waaruit het lichaam van een mens is opgebouwd lichaamscellen
Basisstof 2
Gen: een deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor één erfelijke eigenschap
allel: een enkelvoudig gen van een genenpaar
allelenpaar: een genenpaar
Eén allelenpaar bevat de informatie voor één erfelijke eigenschap, bijvoorbeeld de
kleur van je ogen
Ook in de kernen van geslachtscellen komen chromosomen voor. In geslachtscellen
komen de chromosomen enkelvoudig voor
Het genotype van een organisme komt tot stand op het moment van bevruchting
De bevruchte eicel groeit uit tot een embryo en daarna tot een kind. Tijdens deze
groei worden miljoenen nieuwe cellen gevormd. Dit vindt plaats door gewone
celdeling.
Mitose: de meest voorkomende celdeling
- een moedercel deelt zich in tweeën en vormt zo 2 dochtercellen
Basisstof 1
Fenotype: het uiterlijk (de zichtbare eigenschappen van een organisme) wordt bepaald door
het genotype en het milieu
De informatie voor je erfelijke eigenschappen ligt in het DNA in de celkernen. In elke
cel van je lichaam bevat de celkern de informatie voor al je erfelijke eigenschappen
In elke celkern in je lichaam liggen chromosomen. Chromosomen zijn langgerekte
dunne ‘draden’.
DNA is opgebouwd uit 4 verschillende bouwstenen: C,G,A en T. De bouwstenen C en
G liggen steeds tegenover elkaar net als de bouwstenen A en T.
DNA-sequentie: de volgorde waarin deze bouwstenen staan
Doordat deze 4 bouwstenen van het DNA in een bepaalde volgorde staan, ontstaat
een code met de informatie voor een erfelijke eigenschap
Het DNA in de chromosomen in één enkele celkern bevat de complete informatie
voor al je erfelijke eigenschappen genotype
De chromosomen zijn telkens twee aan twee aan elkaar gelijk. De chromosomen
komen in paren voor
Een mens heeft 23 paren chromosomen in een celkern. Dit geldt voor alle cellen
waaruit het lichaam van een mens is opgebouwd lichaamscellen
Basisstof 2
Gen: een deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor één erfelijke eigenschap
allel: een enkelvoudig gen van een genenpaar
allelenpaar: een genenpaar
Eén allelenpaar bevat de informatie voor één erfelijke eigenschap, bijvoorbeeld de
kleur van je ogen
Ook in de kernen van geslachtscellen komen chromosomen voor. In geslachtscellen
komen de chromosomen enkelvoudig voor
Het genotype van een organisme komt tot stand op het moment van bevruchting
De bevruchte eicel groeit uit tot een embryo en daarna tot een kind. Tijdens deze
groei worden miljoenen nieuwe cellen gevormd. Dit vindt plaats door gewone
celdeling.
Mitose: de meest voorkomende celdeling
- een moedercel deelt zich in tweeën en vormt zo 2 dochtercellen