Toetsdoel 1 Endogene processen zijn de processen die zich afspelen binnen de aardkorst. Endo
betekent dan ook “van binnenuit ontstaan”.
Platentektoniek
De wereld bestaat uit verschillende platen die langs elkaar, van elkaar af en over
elkaar heen schuiven. Door de verschillende plaatbewegingen ontstaan er ook
verschillende gevolgen. Belangrijkste platen ongeveer kennen + welke beweging ze
maken, convergent, divergent of transform. Bekijk zelf gemaakte kaart hiervoor.
1a) Naar elkaar toe (subductie) (Convergent, oceanische en continentale plaat)
- Gebergte vorming/’’eilandenboog”
- (explosief) vulkanisme, strato vulkanen
- Veel grote aardbevingen
- Diepzeetrog
1b) Naar elkaar toe (Convergent, 2 continentale platen)
- Gebergte vorming
- Veel grote aardbevingen
2) Van elkaar af (Divergent)
- Vulkanisme (daardoor soms bergen)
- Aardbevingen
- Mid-oceanische rug (onderzees gebergte)
3) Langs elkaar af (Transform)
- Aardbevingen
Deze platen kunnen bewegen door de
conventiestromen die onder de aardkost plaatsvinden.
Je hebt 3 soorten vulkanen:
1. Schildvulkaan: Deze komen voor bij divergente platen. Het magma is dun en
makkelijk vloeibaar. De uitbarstingen zijn niet explosief, omdat de lava
makkelijk naar buiten kan stromen.
2. Calderavulkaan: Een oude vulkaan met een grote krater. Deze grote krater
ontstaat bij een uitbarsting door het instorten van het ‘’dak’’ van een
leeglopende magmakamer.
3. Stratovulkaan: Komt voor bij subductie. De vulkaan heeft een steile helling
en de magma is dik en stroperig, hierdoor stroomt het moeilijk naar buiten.
Alleen als de druk heel hoog is opgelopen ontstaat er een uitbarsting.
Vulkanisme komt vaak voor op een breuklijn tussen platen. Je hebt ook hotspot
vulkanen deze hebben niets te maken met platentektoniek. Er zijn plekken waar er
, Toetsdoelen – AAR2 27-1-2022
vloeibaar gesteente door de aardmantel naar boven stijgt, mantelpluimen. Hierdoor
scheurt langzaam de aardkorst, waardoor er schildvulkanen ontstaan. Er zijn ook
plekken waar de platen bewegen, maar de opwaartse warmtestroming onder de
platen beweegt niet mee. Na verloop van tijd kan er een rij vulkanen ontstaan. Kijk
bijvoorbeeld naar de Hawaii-eilanden en de
Canarische eilanden.
De zwaarste aardbevingen ontstaan bij
convergente platen, waarbij ene plaat onder een
andere plaat schuift. Als er een aardbeving plaats
vind op de bodem van de zee dan kan er een
tsunami ontstaan.
Toetsdoel 2
Waarom komt een klimaat in een bepaald gebied voor:
1) Breedteligging: hoe verder van de evenaar hoe kouder
2) Hoogteligging: hoe hoger hoe kouder (elke 100m hoger = 0,6 graden C
kouder)
3) Ligging t.o.v. zee (gesteldheid oppervlak): water warmt langzaam op en
koelt langzaam af (klein verschil zomer- en wintertemperatuur); land warmt
snel op en koelt snel af (groot verschil zomer- en wintertemperatuur)
4) Windrichting: overheersend landwind of juist zeewind?
5) Ligging t.o.v. gebergte: regenschaduw (lijzijde) of natte kant (loefzijde)?