College 1: Grenzen en identiteit
Europa afkomst:
In de Griekse mythologie was Europa een prinses waarop oppergod Zeus verliefd
werd. Zeus had echter al een echtgenote en verleidde haar als witte stier waarna ze
naar Kreta zijn vertrokken.
In de oudste tijden was Griekenland tot aan Macedonië aangeduid als Eurys (breed)
en Ops (gezicht).
Continent= Een zeer grote landmassa die niet of vrijwel niet met andere landmassa’s
verbonden is en zo groot is dat er plekken zijn waar een overgangsklimaat heerst.
Vaak gescheiden door wateren.
Werelddeel= Een politieke, culturele en historische onderverdeling van de wereld.
Oriëntalisme, Edward Said: Oost vs West-Europa en Zuid vs Noord Europa
Factoren ‘European-ness’ Amerikaans onderzoek Terry Jordan 1988: (landen konden punten
scoren)
Indo Europese taal
Christelijke religie
Kaukasische ras
Bevolkingscriteria (laag analfabetisme, laag kindersterfte, lage natuurlijke
bevolkingsgroei)
Relatief hoog gemiddeld inkomen
Stedelijke bevolking
Weinig mensen in landbouw, wel veel technologie
Hoge dichtheid infrastructuur
Vrije verkiezingen
Identiteit:
1. Persoonlijk (ID, genetica, karakter)
2. Sociale identiteit (de groep van iemand)
3. Nationale identiteit
4. Territoriale identiteit= Het besef van verbondenheid met de sociale groep in een
bepaalde gebied:
Eigenschappen van mensen, niet gebieden
Mensen trekken zelf grenzen wie er wel/niet bij hoort
Men voelt verbondenheid met andere mensen/ een gemeenschap (imagined
communities)
Betrekken op één of meer territoriale niveaus
Zowel cognitief (toekennen belang) en affectief (emotionele waarde)
Bordering= Categoriseren en grenzen trekken
Othering= Wij/zij ideologie. Een gemeenschappelijke vijand versterkt het collectieve
identiteit
Mutiple identities= Verschillende sociale/terroriale identiteiten
Het Europese gevoel van NL’ers:
1
,Europa samenvatting| Sterre den Ouden| AK leerjaar 1 periode 4
Gebrekkige kennis
Publieke desinteresse (Zij in Brussel)
Irritatie over onmachtig, ongecoördineerd optreden van EU
Doelen/beleid EU Politieke vrede en economische vrij markt (Je kan niet verliefd
worden op een markt)
Toegenomen identificatie (open grenzen, Euro)
Affiniteit vooral met buurlanden
21e eeuw: Natiestaat en nationale identiteit onder druk:
- Economische en culturele globalisering
- Migratie/ mobiliteit
- Technologische ontwikkeling/ massamedia
- Rol verzorgingsstaat neemt af
Natie= Een groep met een gemeenschappelijke cultuur, gemeenschappelijk verleden
en gedeelde normen en waarden
Staat= Onafhankelijk, afgegrensde en door anderen erkende politieke eenheid
Regionalisme= Wanneer een natie binnen een staat vasthouden aan eigen cultuur,
verleden en waarden en normen:
1. Cultureel historisch
2. Economisch historisch
Attributen
- Taal/munt/vlag/volkslied
- Aansprekende leider
- Landschap
- Morele principes
- Overtuigend verhaal over toekomst
Nationalisme= de staat vloeit voort uit de natie
Separatisme= de natie scheidt zich af van de staat
Site= De kenmerken van een gebied zelf
SItuation= de ligging en afstanden t.o.v. andere gebieden
Despotische macht= Het vermogen van de staat om zonder controle of inspraak op te
treden
Infrastructurele macht= Het vermogen om in de burgermaatschappij door te dringen
3 hoofdtype’s verhouding regio en staat:
2
, Europa samenvatting| Sterre den Ouden| AK leerjaar 1 periode 4
1. Eenheidsstaat= Alles wordt vrijwel centraal geregeld, maar bepaalde taken zijn
gedecentraliseerd
2. Federale staat= Soevereiniteit verdeelt tussen de centrale overheid en de
samenstellende delen
3. Confederatie= Samenwerking van zelfstandige staten die samen een grotere staat
vormen
Natiestaatvorming:
West-Europa Eerst de staat, dan de natie
Oost-Europa Eerst de natie, dan de staat
College 2: de Europese Unie
3