Samenvatting Recht 1e jaar

Recht samenvatting boek

Tentamenperiode 2



Hoofdstuk 1

4 rechtsbronnen  wetten, verdragen, jurisprudentie, gewoonte

Verdrag weegt zwaarder dan nationale wet

Self executing  het geldt meteen in elk land waar het verdrag gesloten is

Codificeren  het opnemen van regels in wetten



Soorten recht:

Eigenrichting  dingen doen die alleen de overheid mag, zelf het recht in eigen handen nemen

Privaat recht  alles wat géén publiekrecht is

Publiek recht  recht waarbij de overheid gebruik maakt van een bijzondere bevoegdheid die
burgers niet hebben

Objectief recht  al het recht in het algemeen

Subjectief recht  het recht dat van toepassing is in een specifieke situatie

Dwingend recht  al het recht waar je niet van mag afwijken

Aanvullend/regelend recht het recht waarvan je mag afwijken

Formeel recht  procedure regels

Materieel recht  de inhoud (waar heb ik recht op)

Wet in formele zin  wet die op het hoogste niveau in Nederland is aangenomen (wet staat in de
titel)

Wet in materiele zin  wet die voor iedereen geldt



Staten generaal  eerste en tweede kamer

,Hoofdstuk 2

Verbintenis  juridische relatie tussen twee of meer personen

o Bestaat uit een recht en een plicht
o Bronnen van verbintenis: wet, overeenkomst, rechterlijke uitspraken



Eenzijdige overeenkomst  1 recht, 1 plicht

Wederkerige overeenkomst  meerdere rechten en plichten



Relatieve en absolute rechten:

Relatief recht  recht dat je alleen tegenover één bepaald persoon kunt uitoefenen

Bijv.: de werknemer kan alleen loon eisen van zijn werkgever

Absoluut recht  recht dat je tegenover iedereen kunt uitoefenen

Bijv.: de eigenaar van een gestolen zaak kan zijn gestolen eigendom eisen



Rechtshandeling  handeling die gericht is op een bepaald rechtsgevolg

Rechtsgevolg  gevolg dat relevant is voor het recht

Feitelijke handeling  er is geen bedoeling om rechten en plichten te laten ontstaan

Rechtsfeit  een feit wat relevant is voor het recht

Blote rechtsfeiten  rechtsfeiten waar geen handeling voor nodig is

Rechtssubject  dragers van rechten en plichten

, Hoofdstuk 3

Overeenkomst  een van de bronnen van de verbintenissen

o Door aanvaarding van het aanbod wordt de overeenkomst gesloten
o Overeenkomsten zijn vormvrij
o Mondeling gesloten overeenkomsten kan schriftelijk worden vastgelegd
(contract/akte)
o Aanbod + aanvaarding = overeenkomst


Eenzijdige Meerzijdige
rechtshandeling rechtshandeling


Nietig & vernietigbaar  als er sprake is van een duidelijk misverstand, dan is de ovk nietig, ongeldig

o Wil + verklaring = rechtshandeling, komen ze niet overeen? Nietig
o Als iemand met een geestelijke stoornis heeft een ovk sluit, nietig
o Als iets vernietigbaar is, is het in principe geldig maar kan het worden
vernietigd



Alles waarbij je geestelijke vermogen tijdelijk of blijven is verstoord  geestelijke stoornis

Wilvertrouwensleer  als de andere partij mocht vertrouwen op de verklaring dan is de
rechtshandeling toch onaantastbaar geldig

Verval en aanbod  als een aanbod vervalt, dan kan het aanbod niet worden aanvaard

o Gevolg: er komt geen ovk tot stand
o Verval van aanbod door: verstrijken van tijdsduur, verwerping, herroeping



Karakter van het aanbod:

1. Herroepelijk  terugtrekken totdat iemand aanvaarding verstuurd
2. Onherroepelijk  vast aan je aanbod gedurende de termijn
3. Vrijblijvend  altijd langer herroepelijk, als je aanvaarding krijgt



Uitnodiging tot het doen van een aanbod  GEEN aanbod, bijv. personeelsadvertentie