Theorie Engels
Tentamen 1 – A cluster
Present simple (t.t.)
Gebruik Bij een gewoonte, feit of regelmatig terugkerende gebeurtenis
Signaalwoorden Always, usually, normally, regularly, mostly, often, sometimes, rarely, seldom,
never, hardly ever, every morning, every time, on Monday(s), on weekdays, at
weekends
Vorm stam werkwoord & ww + s bij he/she/it
Spelling bij he/she/it letter voor de y is een klinker = +s
Letter voor de y is een medeklinker = gebruik -ies
Spelling bij -o werkwoord eindigt op -o = + es
Spelling bij sisklank werkwoord eindigt op een sisklank = + es
Voorbeelden
I work at a supermarket feit
She goes to school by bike every day gewoonte + signaalwoord
The train leaves from platform 5 regelmaat
Present continuous (t.t. -ing)
Gebruik Als iemand nu bezig is of iets dat nu aan de gang is
Signaalwoorden Right now, now, at the moment, currently, as we speak, presently, while
Vorm am/ is/ are + ww + ing
Voorbeelden
You are reading a grammar presentation right now ben je nu aan het doen
Don’t bother him, he is watching a football match hij is nu aan het kijken
Gebruik ook hiervoor als iets tijdelijk is, om ergernis uit te drukken
We are offering huge discounts today
Just ignore him, he is always complaining
, Past simple (v.t.)
Gebruik Handeling of gebeurtenis is voorbij
Signaalwoorden Yesterday, two weeks ago, in 2010, last month, when, recently
Vorm Bij regelmatige werkwoorden = ww + ed
Bij onregelmatige werkwoorden = 2e rijtje
Voorbeelden
He called me last night signaalwoord last
I went shopping yesterday signaalwoord yesterday
Past continuous (v.t.)
Gebruik Als een handeling of gebeurtenis op een bepaald moment aan de gang was.
Handeling of gebeurtenis is nu afgelopen.
Signaalwoorden At the moment, while
Vorm was/ were + ww + ing
Extra Vaak staat verderop in de zin een simple past: je bent bezig met iets en de activiteit wordt
onderbroken door iets anders. De gebeurtenis die al bezig was krijgt dan de past continuous.
Voorbeelden
I was watching TV when the doorbell rang
Tentamen 1 – A cluster
Present simple (t.t.)
Gebruik Bij een gewoonte, feit of regelmatig terugkerende gebeurtenis
Signaalwoorden Always, usually, normally, regularly, mostly, often, sometimes, rarely, seldom,
never, hardly ever, every morning, every time, on Monday(s), on weekdays, at
weekends
Vorm stam werkwoord & ww + s bij he/she/it
Spelling bij he/she/it letter voor de y is een klinker = +s
Letter voor de y is een medeklinker = gebruik -ies
Spelling bij -o werkwoord eindigt op -o = + es
Spelling bij sisklank werkwoord eindigt op een sisklank = + es
Voorbeelden
I work at a supermarket feit
She goes to school by bike every day gewoonte + signaalwoord
The train leaves from platform 5 regelmaat
Present continuous (t.t. -ing)
Gebruik Als iemand nu bezig is of iets dat nu aan de gang is
Signaalwoorden Right now, now, at the moment, currently, as we speak, presently, while
Vorm am/ is/ are + ww + ing
Voorbeelden
You are reading a grammar presentation right now ben je nu aan het doen
Don’t bother him, he is watching a football match hij is nu aan het kijken
Gebruik ook hiervoor als iets tijdelijk is, om ergernis uit te drukken
We are offering huge discounts today
Just ignore him, he is always complaining
, Past simple (v.t.)
Gebruik Handeling of gebeurtenis is voorbij
Signaalwoorden Yesterday, two weeks ago, in 2010, last month, when, recently
Vorm Bij regelmatige werkwoorden = ww + ed
Bij onregelmatige werkwoorden = 2e rijtje
Voorbeelden
He called me last night signaalwoord last
I went shopping yesterday signaalwoord yesterday
Past continuous (v.t.)
Gebruik Als een handeling of gebeurtenis op een bepaald moment aan de gang was.
Handeling of gebeurtenis is nu afgelopen.
Signaalwoorden At the moment, while
Vorm was/ were + ww + ing
Extra Vaak staat verderop in de zin een simple past: je bent bezig met iets en de activiteit wordt
onderbroken door iets anders. De gebeurtenis die al bezig was krijgt dan de past continuous.
Voorbeelden
I was watching TV when the doorbell rang
