Par. 6.1
Na de tweede wereldoorlog wilden de VS en de Sovjet-Unie allebei hun positie in de wereld
versterken. Ze botsten erg omdat ze beide verschillende ideologieën hadden.
De VS en West-Europa wilden zoveel mogelijk democratie, en vrije economie. Ze wilden dat
de overheid zich zo min mogelijk met bedrijven zou bezig houden. Dit allemaal heet
kapitalisme.
De Sovjet-Unie daarentegen had gelijkheid als uitgangspunt, dit hoort bij het communisme.
De overheid moest zoveel mogelijk controle uitoefenen op de politiek en economie. Dit is een
totalitair politiek systeem. Hierin werd alles door de leiders van de partij bepaalt.
Par. 6.2
In de VS is een democratie. Er is vrijheid meningsuiting en ruimte voor kritiek. Dit wordt
gezien als de kernwaarde van het democratisch systeem. Er is ook veel vrijheid in het
economische systeem, en de overheid probeert er zich zo min mogelijk mee te bemoeien. Dit
heet een vrijemarkteconomie. In het communisme staat gelijkheid centraal, de
communisten vinden dat het kapitalisme tot grote ongelijkheid ontstaat.
Communisten willen een planeconomie, hierbij moet de overheid de prijzen en het
productieproces bepalen. Tussen 1917 en 1991 was de Sovjet-Unie een éénpartijstaat, de
regering van deze partij bepaalde toen ongeveer alles.
In de zomer van 1945 vond de conferentie van Potsdam plaats. Hierbij kwamen de grote
drie bij elkaar om plannen te maken voor na de oorlog. Ze waren het eerst niet met elkaar
eens door een aantal redenen. Truman kon het niet goed vinden met Stalin, Truman kon
dreigen met een atoombom, en Truman en Stalin eisten dingen waarvan ze het niet met
elkaar eens waren. Uiteindelijk kwamen ze tot oplossing. Duitsland werd verdeeld in 4
bezettingszones waarvan elk geallieerde land 1 zone mocht besturen. Ze hadden besloten
dat het economische gebied wel een geheel zou blijven, maar de Sovjet-Unie voerde al snel
het communisme in, en de 3 westerse gebieden begonnen samen te werken.
In 1947 hield Truman de Trumandoctrine, hiermee probeerde Truman tegen te houden dat
meer landen communistisch werden. De scheiding tussen het oosten en westen werd
beschreven als het IJzeren Gordijn. George Marshall ontwikkelde in deze tijd het
Marshallplan. Hij wil met dit plan deze vier doelen bereiken:
-Ze wilden Europa helpen met hun wederopbouw
-Ze wilden voorkomen dat mensen stemden op communistische partijen
-Ze wilden een nieuwe markt voor handelsproducten opzetten
-Ze hoopten dat Europese landen beter met elkaar gingen samenwerken
Stalin wantrouwde het Marshallplan, en verbood het plan in zijn invloedssfeer. Toen
West-Duitsland één munteenheid kreeg was Stalin er klaar mee en probeerde met de
blokkade van Berlijn de hele stad in zijn macht te krijgen. Amerika hield dit tegen met de
luchtbrug van Berlijn, Stalin zag dat hij dit niet kon winnen en beëindigde de blokkade.
Na de tweede wereldoorlog wilden de VS en de Sovjet-Unie allebei hun positie in de wereld
versterken. Ze botsten erg omdat ze beide verschillende ideologieën hadden.
De VS en West-Europa wilden zoveel mogelijk democratie, en vrije economie. Ze wilden dat
de overheid zich zo min mogelijk met bedrijven zou bezig houden. Dit allemaal heet
kapitalisme.
De Sovjet-Unie daarentegen had gelijkheid als uitgangspunt, dit hoort bij het communisme.
De overheid moest zoveel mogelijk controle uitoefenen op de politiek en economie. Dit is een
totalitair politiek systeem. Hierin werd alles door de leiders van de partij bepaalt.
Par. 6.2
In de VS is een democratie. Er is vrijheid meningsuiting en ruimte voor kritiek. Dit wordt
gezien als de kernwaarde van het democratisch systeem. Er is ook veel vrijheid in het
economische systeem, en de overheid probeert er zich zo min mogelijk mee te bemoeien. Dit
heet een vrijemarkteconomie. In het communisme staat gelijkheid centraal, de
communisten vinden dat het kapitalisme tot grote ongelijkheid ontstaat.
Communisten willen een planeconomie, hierbij moet de overheid de prijzen en het
productieproces bepalen. Tussen 1917 en 1991 was de Sovjet-Unie een éénpartijstaat, de
regering van deze partij bepaalde toen ongeveer alles.
In de zomer van 1945 vond de conferentie van Potsdam plaats. Hierbij kwamen de grote
drie bij elkaar om plannen te maken voor na de oorlog. Ze waren het eerst niet met elkaar
eens door een aantal redenen. Truman kon het niet goed vinden met Stalin, Truman kon
dreigen met een atoombom, en Truman en Stalin eisten dingen waarvan ze het niet met
elkaar eens waren. Uiteindelijk kwamen ze tot oplossing. Duitsland werd verdeeld in 4
bezettingszones waarvan elk geallieerde land 1 zone mocht besturen. Ze hadden besloten
dat het economische gebied wel een geheel zou blijven, maar de Sovjet-Unie voerde al snel
het communisme in, en de 3 westerse gebieden begonnen samen te werken.
In 1947 hield Truman de Trumandoctrine, hiermee probeerde Truman tegen te houden dat
meer landen communistisch werden. De scheiding tussen het oosten en westen werd
beschreven als het IJzeren Gordijn. George Marshall ontwikkelde in deze tijd het
Marshallplan. Hij wil met dit plan deze vier doelen bereiken:
-Ze wilden Europa helpen met hun wederopbouw
-Ze wilden voorkomen dat mensen stemden op communistische partijen
-Ze wilden een nieuwe markt voor handelsproducten opzetten
-Ze hoopten dat Europese landen beter met elkaar gingen samenwerken
Stalin wantrouwde het Marshallplan, en verbood het plan in zijn invloedssfeer. Toen
West-Duitsland één munteenheid kreeg was Stalin er klaar mee en probeerde met de
blokkade van Berlijn de hele stad in zijn macht te krijgen. Amerika hield dit tegen met de
luchtbrug van Berlijn, Stalin zag dat hij dit niet kon winnen en beëindigde de blokkade.