1.1
De anatomische houding is rechtop, armen langs je lichaam, handpalmen naar voren en voeten recht
onder je lichaam en naar voren.
Richtingsaanduidingen en het skelet bij vorige uitsteeksel !
1.2
Hart
Het hart bestaat uit 4 delen. 2 kamers ( ventrikels ) en 2 boezems ( atria ). Het septum scheidt de
linker- en rechterhelft.
Hartkleppen
Er zijn 4 hartkleppen ( valvae ).
1. Semilunaire kleppen ( aorta en longslagader )
2. AV-kleppen ( tussen atrium en ventrikel )
De kleppen zorgen ervoor dat het bloed maar 1 kant op kan. Aan de AV-kleppen zitten
bindweefseldraden, die weer vastzitten aan spiertjes.
Hartwand
Om het hart heen zit een hartzakje ( pericardium ) die zorgt voor verankering in de borstkast. Het
hartwand is opgebouwd uit 3 lagen.
1. Epicardium ( buitenste laag )
2. Myocardium ( Hartspierweefsel )
3. Endocardium ( Binnenste laag )
Bloedvatenstelsel
Het bloedvatenstelsel is een zeer uitgebreid netwerk van grote en kleine bloedvaten. De slagaders
( arteriae, A ) zijn elastisch en gespierd om de grote druk van het pompen te kunnen weerstaan. De
arteriae vertakken zich verder door het lichaam. Kleinere vertakkingen heten slagadertjes ( arteriolen
). De kleinste vertakkingen zijn zo dun dat de bloedcellen er nog net door heen kunnen en worden
haarvaten ( capillairen ) genoemd. Deze zijn slechts 1 cellaag dik. Bij de capillairen worden o2 en co2
omgewisseld. Het zuurstofarme bloed stroomt verder en komen samen in de adertjes ( venulen ).
Deze venulen komen vervolgens weer in de aders ( Venea, B ) hebben kleppen om te zorgen dat het
bloed niet terug kan stromen. Ook hebben aders een elastische rand die veel uit kan zetten.
Bloedsomloop
We hebben twee bloedsomlopen, de grote- en kleine bloedsomloop. De grote bloedsomloop gaat
van het hart naar alle organen behalve de longen en weer naar het hart. Hierin vervoeren de arteriae
zuurstofrijk bloed en de venae zuurstofarm bloed. De kleine bloedsomloop gaat van het hart naar de
longen en weer naar het hart. Hierin vervoeren de arteriae zuurstofarm bloed en de venae
zuurstofrijk bloed.
Het maakt in een cyclus niet uit waar je begint.
De anatomische houding is rechtop, armen langs je lichaam, handpalmen naar voren en voeten recht
onder je lichaam en naar voren.
Richtingsaanduidingen en het skelet bij vorige uitsteeksel !
1.2
Hart
Het hart bestaat uit 4 delen. 2 kamers ( ventrikels ) en 2 boezems ( atria ). Het septum scheidt de
linker- en rechterhelft.
Hartkleppen
Er zijn 4 hartkleppen ( valvae ).
1. Semilunaire kleppen ( aorta en longslagader )
2. AV-kleppen ( tussen atrium en ventrikel )
De kleppen zorgen ervoor dat het bloed maar 1 kant op kan. Aan de AV-kleppen zitten
bindweefseldraden, die weer vastzitten aan spiertjes.
Hartwand
Om het hart heen zit een hartzakje ( pericardium ) die zorgt voor verankering in de borstkast. Het
hartwand is opgebouwd uit 3 lagen.
1. Epicardium ( buitenste laag )
2. Myocardium ( Hartspierweefsel )
3. Endocardium ( Binnenste laag )
Bloedvatenstelsel
Het bloedvatenstelsel is een zeer uitgebreid netwerk van grote en kleine bloedvaten. De slagaders
( arteriae, A ) zijn elastisch en gespierd om de grote druk van het pompen te kunnen weerstaan. De
arteriae vertakken zich verder door het lichaam. Kleinere vertakkingen heten slagadertjes ( arteriolen
). De kleinste vertakkingen zijn zo dun dat de bloedcellen er nog net door heen kunnen en worden
haarvaten ( capillairen ) genoemd. Deze zijn slechts 1 cellaag dik. Bij de capillairen worden o2 en co2
omgewisseld. Het zuurstofarme bloed stroomt verder en komen samen in de adertjes ( venulen ).
Deze venulen komen vervolgens weer in de aders ( Venea, B ) hebben kleppen om te zorgen dat het
bloed niet terug kan stromen. Ook hebben aders een elastische rand die veel uit kan zetten.
Bloedsomloop
We hebben twee bloedsomlopen, de grote- en kleine bloedsomloop. De grote bloedsomloop gaat
van het hart naar alle organen behalve de longen en weer naar het hart. Hierin vervoeren de arteriae
zuurstofrijk bloed en de venae zuurstofarm bloed. De kleine bloedsomloop gaat van het hart naar de
longen en weer naar het hart. Hierin vervoeren de arteriae zuurstofarm bloed en de venae
zuurstofrijk bloed.
Het maakt in een cyclus niet uit waar je begint.