Samenvatting
Kennisbasis
Nederlandse taal
,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 2 Taalonderwijs en taal 2
Hoofdstuk 3 Mondelinge taalvaardigheid 3
Hoofdstuk 4 Woordenschat 5
Hoofdstuk 5 Beginnende geletterdheid 6
Hoofdstuk 6 Voortgezet technisch lezen 11
Hoofdstuk 7 Begrijpend lezen 15
Hoofdstuk 8 Stellen 17
Hoofdstuk 9 Jeugdliteratuur 19
Hoofdstuk 10 Taalbeschouwing 20
Hoofdstuk 11 Spelling 24
1
, Hoofdstuk 2 Taalonderwijs en taal
2.1 Taalonderwijs op de basisschool
Verdeling van domeinen:
- Mondelinge taalvaardigheid - Spelling
- Woordenschat - Taalbeschouwing
- Beginnende geletterdheid - Jeugdliteratuur
- Voorgezet technisch lezen - Stellen
- Begrijpend lezen
2.2 Functies van taal
2.2.1 Communicatieve of sociale taalfunctie
Communicatieve en sociale taalfunctie
Taal gebruiken om een boodschap over te brengen en in interactie met anderen.
Zelfhandhaving Opkomen voor jezelf
Zelfsturing Aangeven wat je gaat doen
Sturing van anderen Gedrag van anderen beïnvloeden
Structurering van het gesprek Gespreksverloop beïnvloeden
2.2.2 Conceptualiserende of cognitieve taalfunctie
Conceptualiserende en cognitieve taalfunctie
Taal gebruiken om je gedachten te ordenen en greep te krijgen op de werkelijkheid.
Rapporteren Verslag doen van iets dat je hebt meegemaakt
Rederneren Je trekt conclusies, legt relatie tussen oorzaak en gevolg of je ordent de
gebeurtenis chronologisch
Projecteren Verplaatsen in de gedachten en gevoelens van een ander
2.2.3 Expressieve taalfunctie
Expressieve taalfunctie
Taal gebruiken om je uit te drukken, experimenteren en iets te zeggen wat anderen nog
niet gezegd hebben.
2.3 Niveaus in taal
Je kunt als taalgebruiker op verschillende niveaus fouten maken, dat komt doordat de taal is
opgebouwd uit verschillende elementen: klanken, woorden, zinnen en teksten.
1) Fonologisch niveau = uitspraak
2) Morfologisch niveau = opbouw van woorden
3) Syntactisch niveau = volgorde van woorden
4) Semantische niveau = betekenis
5) Pragmatisch niveau = gebruik
6) Orthografisch niveau = spelling
Recursief systeem = een element van de taal bevat weer een ander element van de taal.
2
Kennisbasis
Nederlandse taal
,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 2 Taalonderwijs en taal 2
Hoofdstuk 3 Mondelinge taalvaardigheid 3
Hoofdstuk 4 Woordenschat 5
Hoofdstuk 5 Beginnende geletterdheid 6
Hoofdstuk 6 Voortgezet technisch lezen 11
Hoofdstuk 7 Begrijpend lezen 15
Hoofdstuk 8 Stellen 17
Hoofdstuk 9 Jeugdliteratuur 19
Hoofdstuk 10 Taalbeschouwing 20
Hoofdstuk 11 Spelling 24
1
, Hoofdstuk 2 Taalonderwijs en taal
2.1 Taalonderwijs op de basisschool
Verdeling van domeinen:
- Mondelinge taalvaardigheid - Spelling
- Woordenschat - Taalbeschouwing
- Beginnende geletterdheid - Jeugdliteratuur
- Voorgezet technisch lezen - Stellen
- Begrijpend lezen
2.2 Functies van taal
2.2.1 Communicatieve of sociale taalfunctie
Communicatieve en sociale taalfunctie
Taal gebruiken om een boodschap over te brengen en in interactie met anderen.
Zelfhandhaving Opkomen voor jezelf
Zelfsturing Aangeven wat je gaat doen
Sturing van anderen Gedrag van anderen beïnvloeden
Structurering van het gesprek Gespreksverloop beïnvloeden
2.2.2 Conceptualiserende of cognitieve taalfunctie
Conceptualiserende en cognitieve taalfunctie
Taal gebruiken om je gedachten te ordenen en greep te krijgen op de werkelijkheid.
Rapporteren Verslag doen van iets dat je hebt meegemaakt
Rederneren Je trekt conclusies, legt relatie tussen oorzaak en gevolg of je ordent de
gebeurtenis chronologisch
Projecteren Verplaatsen in de gedachten en gevoelens van een ander
2.2.3 Expressieve taalfunctie
Expressieve taalfunctie
Taal gebruiken om je uit te drukken, experimenteren en iets te zeggen wat anderen nog
niet gezegd hebben.
2.3 Niveaus in taal
Je kunt als taalgebruiker op verschillende niveaus fouten maken, dat komt doordat de taal is
opgebouwd uit verschillende elementen: klanken, woorden, zinnen en teksten.
1) Fonologisch niveau = uitspraak
2) Morfologisch niveau = opbouw van woorden
3) Syntactisch niveau = volgorde van woorden
4) Semantische niveau = betekenis
5) Pragmatisch niveau = gebruik
6) Orthografisch niveau = spelling
Recursief systeem = een element van de taal bevat weer een ander element van de taal.
2
