Klinische chemie en hematologie voor analisten, deel 2, ISBN: 978 94 91764 110
Tweede herziene druk, © 2015, Syntax Media, Utrecht
www.syntaxmedia.nl
Uitwerkingen
Hoofdstuk 8
Antwoord 1
Kalium: er wordt mogelijk een verhoogde kaliumconcentratie gemeten. Het vacuüm
veroorzaakt dat de erytrocyten hemolyseren, waarbij veel kaliumionen vrijkomen en in het
bloedplasma terechtkomen.
Antwoord 2
H+-ionen hebben vrijwel geen effect op de concentratie van natrium in bloed, wel op die van
kalium.
Antwoord 3a
Osmolaliteit is in de regel verhoogd bij een hypernatriëmie. Dit veroorzaakt:
dorstgevoel,
waterverplaatsing van weefsel (ICV) naar het bloedplasma (ECV),
dat de nieren water zullen gaan vasthouden.
Antwoord 3b
Uitdroging. Omdat de nieren water en zouten zullen tegenhouden zal de osmolaliteit van
urine verhoogd zijn en de natriumconcentratie in urine verlaagd.
Tweede herziene druk, © 2015, Syntax Media, Utrecht
www.syntaxmedia.nl
Uitwerkingen
Hoofdstuk 8
Antwoord 1
Kalium: er wordt mogelijk een verhoogde kaliumconcentratie gemeten. Het vacuüm
veroorzaakt dat de erytrocyten hemolyseren, waarbij veel kaliumionen vrijkomen en in het
bloedplasma terechtkomen.
Antwoord 2
H+-ionen hebben vrijwel geen effect op de concentratie van natrium in bloed, wel op die van
kalium.
Antwoord 3a
Osmolaliteit is in de regel verhoogd bij een hypernatriëmie. Dit veroorzaakt:
dorstgevoel,
waterverplaatsing van weefsel (ICV) naar het bloedplasma (ECV),
dat de nieren water zullen gaan vasthouden.
Antwoord 3b
Uitdroging. Omdat de nieren water en zouten zullen tegenhouden zal de osmolaliteit van
urine verhoogd zijn en de natriumconcentratie in urine verlaagd.