Deel 2
Samenvatting Biologische grondslagen:
Evolutionaire psychologie
Reader: Biologische grondslagen: evolutionaire
psychologie
Thema 1 Evolutie
Benaderingsmethoden (voorbeeld borstvoeding):
1. Proximate/mechanisch = de baby huilde
2. Ontwikkeling/ontogenetic = moeder heeft geleerd te zorgen voor de baby
3. Phylogenetic/historisch = zoodieren hebben allemaal de mogelijkheid om
baby’s te zogen
4. Functioneel/ultieme oorzaak = door borstvoeding krijgt de baby de juiste
voedingstoffen binnen en heeft het een grotere kans op overleving.
De term adaptie kan gezien worden als een werkwoord en als een zelfstandig
naamwoord.
Werkwoord adaptie = aanpassen en verbeteren zodat je beter in de omgeving
past (het proces).
Zelfstandig naamwoord adaptie = je bent aangepast waardoor je matcht met je
omgeving waardoor je in een staat bent van overleven en voorplanten (het
resultaat).
Om adapties te bekijken wordt meestal gebruik gemaakt van de volgende
theorien:
1. Inclusive-fitness theory = in hoe verre helpt familie bij het overleven
2. Reciprocal-altruism theory = adapties van vriendschappen en coalities
3. Life-history theory = om te begrijpen hoe adapties werken bij mensen en
waarom ze verschillende relaties hebben in hun leven.
4. Sexual selection theory = selectie van een goede partner zodat het nageslacht
sterk is en kan overleven.
5. Parental investment theory = hoeveel investeren de ouders, ten koste van
zichzelf in hun nakomelingen om zo hun genen te beschermen zodat hun
nakomelingen zich weer voort kunnen planten.
6. Parent offspring conflict theory = op het moment dat de nakomeling voor
zichzelf kan zorgen komt de ouder in conflict, want is de nakomeling echt al klaar
om voor zichzelf te zorgen of heeft het nog hulp nodig, de nakomeling wil op
eigen benen staan en ontstaan er dus verschillen in behoefte tussen ouder en
kind.
Domain-specific modularity = elke adaptie is relatief discreet, met een eigen
design en een eigen functie.
Validiteit bepalen volgens Cronbach en Meehl:
1. Bepaal wat de concepten zijn en wat hun verwachte onderlinge relaties zijn
(onderbouwende theorie)
2. Bepaal hoe je de relaties gaat meten