Deel 2
Reader: Cognitive Psychology
Hoofdstuk 4
Aandacht = het actieve proces waarbij een bepaalde hoeveelheid informatie
wordt opgenomen uit de massale hoeveelheid informatie die beschikbaar is voor
onze zintuigen. Dit kan zowel bewust als onbewust.
Stimuli van buiten = sensaties
Stimuli van binnen = gedachten en herinneringen
Uit de opgenomen stimuli wordt een selectie gemaakt en hierdoor kan je snel
reageren op interessante/belangrijke stimuli.
Bewustzijn = het gevoel van bewustzijn en de inhoud van bewustzijn, focus op de
aandacht.
Bewuste aandacht heeft drie rollen:
1. Helpt monitoren van de omgeving
2. Gevoel van ervaring door sensaties in het nu en herinneringen uit het verleden
te markeren
3. Helpt controleren en plannen van toekomstige acties
Prebewustzijn = informatie die wel beschikbaar is voor cognitieve processen,
maar buiten het bewuste aandachtsveld ligt.
Priming = er treedt herkenning op door een bepaalde stimuli die je eerder hebt
gezien/gehoord. Meestal positief en meestal visueel, maar dit hoeft niet perse.
Tip of the tongue fenomeen = als het net niet lukt om prebewuste herinneringen
op te halen. Komt in alle talen voor. Het wordt beïnvloed door de moeilijkheid van
de vraag en de leeftijd. Hoe ouder hoe vaker.
Blindsight = niet volledig blind, maar missen stukken van de ‘werkelijkheid’.
Automatisch proces = betreft geen bewuste controle, maar je kan wel bij
bewustzijn zijn, bijvoorbeeld tijdens het uitvoeren van gewoontes.
Gecontroleerde processen = betreft wel bewuste controle en kan zonder deze
controle niet bestaan.
Karakteristieken van automatische processen:
1. Afgesloten van bewustzijn
2. Zonder intentie
3. Gebruiken weinig aandachtsbronnen
1
, Samenvatting Biologische Grondslagen: Cognitie
Deel 2
Karakteristieken Gecontroleerd proces Automatisch proces
Hoeveelheid intentie veel Weinig/geen
Hoeveelheid bewuste veel Geen
aandacht
Gebruik van bronnen veel Weinig
Type processing serie Parallel
Snelheid processing langzaam Snel
Nieuwheid van taken nieuw Niet niet
Niveau van processing hoog laag
Moeilijkheid van taak moeilijk makkelijk
Veel processen beginnen gecontroleerd en worden later in het leven automatisch.
Automatisatie = een proces waarbij een procedure veranderd van een hoge
niveau van benodigd bewustzijn tot een relatief automatisch proces. Door
oefening.
Instance theory = (Logan) langzaam krijgen wij meer kennis over specifieke
responsen op specieke stimuli.
Maar automatisatie treedt niet bij alle vaardigheden op, zoals bij lezen.
Er zijn twee soorten fouten:
1. Mistakes = verkeerde keuze
2. Slips = verkeerd uitgevoerde handeling
Slips komen voor als:
1. Als je van een routine afwijkt
2. Als een automatisch proces onderbroken wordt
Het verminderen van slips kan door goede feedback te krijgen.
Proactieve onderbrekingen lijken geassocieerd met activatie in de frontale cortex.
Habituation = je went aan een stimulus waardoor het je niet meer opvalt
Dishabituation = een verandering is de herhalende stimulus treedt op waardoor
het weer opvalt.
Verschillen tussen adaptie en habituatie:
Adaptie Habituatie
Niet met bewuste controle Wel bewuste controle
Hangt sterk samen met de stimulus Hangt niet sterk samen met de
stimulus
2