100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting Maatschappijwetenschappen GEHELE examenstof vwo

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
41
Geüpload op
07-05-2022
Geschreven in
2021/2022

Dit is een samenvatting voor maatschappijwetenschappen vwo gebaseerd op het boekje 'samengevat maatschappijwetenschappen'. Alle examenonderwerpen die we moeten weten komen aan bod. Het is verdeeld in de vier hoofdconcepten 'Vorming', 'Binding', 'Verhouding' en 'Verandering', deze kopjes zijn weer verdeeld in de kernconcepten die bij de hoofdconcepten horen, hierbij is alle stof vermeld die je hierbij moet weten.

Meer zien Lees minder













Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Geschreven voor

Documentinformatie

Heel boek samengevat?
Nee
Wat is er van het boek samengevat?
Onbekend
Geüpload op
7 mei 2022
Aantal pagina's
41
Geschreven in
2021/2022
Type
Samenvatting

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

Maatschappijwetenschappen

vorming Binding
Identiteit, socialisatie, acculturatie, Groepsvorming, sociale cohesie,
politieke socialisatie, cultuur, ideologie politieke institutie, sociale institutie,
representatie, representativiteit,
cultuur
Verandering Verhouding
Rationalisering, staatsvorming, Samenwerking, conflict, macht, gezag,
democratisering, institutionalisering, sociale ongelijkheid
individualisering, globalisering
Paradigma
= een theoretisch raamwerk of een wetenschappelijk referentiekader dat bestaat
uit een specifieke combinatie van uitgangspunten en onderzoekstechnische
voorschriften. Het bepaalt deels je onderwerp van je onderzoek en welke vragen
je stelt. Paradigma’s kan je opdelen doormiddel van 2 dimensies:
1. Actor-structuur= op welk niveau vind het onderzoek plaats.
Actor: de wereld is opgebouwd uit mensen die zelfstandig denken?
Structuur: de wereld is opgebouwd uit grote structuren die abstract,
anoniem en ver verwijderd zijn van onze
waarneming.
2. Consensus-conflict= is de samenleving
gericht op evenwicht en vormen conflicten
een uitzondering?
Consensus: de samenleving is gebaat bij en
ontwikkeld zich richting stabiliteit en
consensus.
Conflict: mensen en structuren hebben altijd tegenstrijdige belangen en
waarden.
De paradigma’s:
1. Functionalisme paradigma= consensus en structuur
De samenleving is een op consensus gericht systeem. Om evenwicht,
consensus en continuïteit te bereiken heeft de samenleving diverse
instituties en functies. Alles heeft en functie en ondersteunt het
voortbestaan.
2. Conflictparadigma= conflict en structuur
Maatschappelijke tegenstellingen en de daarbij horende conflicten dienen
als een soort motor voor maatschappelijke veranderingen. Alles op de
wereld is verdeeld en overeenstemming is bijna niet mogelijk. Als waarde
en normen wel dominant zijn en er dus overeenstemming is, gaat de
conflict-denker ervan uit dat er sprake is van dwang. Ongelijkheid is de
kern voor conflict-denkers, macht, status en schaarse goederen zijn niet
gelijk verdeeld. En hoe de machtige de macht behouden.
3. Sociaalconstructivisme-paradigma= consensus en actor
Gaat ervan uit dat de actoren de werkelijkheid van betekenis en definitie
voorzien. Doormiddel van symbolische betekenisgeving worden de
samenleving en sociaal gedrag geconstrueerd. De werkelijkheid en
betekenis komt voort uit invloeden uit je sociale omgeving.

, 4. Rationele actor-paradigma= conflict en actor
Sociaal gedrag van actoren komt voort uit eigenbelang en de kosten en
baten afweging. Iedereen doet aan nutsmaximalisatie; er wordt gestreefd
naar een zo groot mogelijke winst of dat er zoveel mogelijk doelen worden
verwezenlijkt.


8 vragen om de objectiviteit van gegevens te beoordelen;
1. Zijn het absolute of relatieve cijfers?
2. Wie is de schrijver?
3. Is er onderscheid gemaakt tussen feiten en meningen?
4. Hoe komt de schrijver aan zijn informatie?
5. Heeft er hoor en wederhoor plaatsgevonden?
6. Zijn er verschillende bronnen?
7. Zijn de bronnen controleerbaar?
8. Geldt het getoonde beeld voor één iemand of voor de hele groep?
Respondenten= deelnemers aan een onderzoek
N= aantal deelnemers aan een onderzoek
Absolute cijfers= één getal
Relatieve cijfers= een percentage in verhouding
Causaliteit= de verhouding tussen twee dingen waarvan één zeker de oorzaak is
en één zeker het gevolg is
Correlatie= als er sprake is van samenhang tussen variabelen
Modus= de waarneming of getal die het vaakste voorkomt
Mediaan= het middelste getal in een rij die van klein naar groot gaat
Gemiddelde= het gemiddelde
Range= geeft aan wat de laagste en hoogste gemeten getallen zijn
significantieniveau= hoe groot de kans is dat het verband niet op toeval berust
Referentiekader= het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen
van waaruit iemand denkt of handel, de ‘sociale bril’
Wetmatigheid= als de ene gebeurtenis plaats vindt, is de kans groot dat dat
leidt tot een andere gebeurtenis
Variabele= een variërend kenmerk van een actor of samenleving
- Onafhankelijke variabele
- Afhankelijke variabele
- Interveniërende variabele
Fases van een onderzoek;
1. Kies 2 variabele:
Onderwijs -> criminaliteit
2. Stel een hypothese op
Hoe beter het onderwijs in een land, hoe minder vaak criminaliteit voorkomt in
dit land
3. Kies een onderzoeksmethode
Interview, experiment, enquête, literatuuronderzoek of een observatie.

, 4. Controleer de eisen van een onderzoek
Betrouwbaarheid= is er geen sprake van toeval en willekeurige meetfouten?
Door middel van een herhalingsonderzoek kun je achterhalen of iets toevallig
waargenomen is.
Validiteit= is de onderzoeksmethode geschikt voor het te onderzoeken
onderwerp? Meet je wat je wilt meten?
Representativiteit= welke kenmerken heeft de groep respondenten en komt
dit overeen met de gehele groep? Is de groep respondenten volkomen bepaald
door toeval? Hierdoor krijg je bijvoorbeeld een dwarsdoorsnede van de hele
beroepsbevolking.
Generaliseerbaarheid= in welke mate zijn de gevonden eigenschappen,
kwaliteiten en/of effecten van toepassing op de gehele populatie.

,Domein B:
Vorming
= het hoofdconcept vorming verwijst naar het proces van verwerving van een
bepaalde identiteit
Identiteit:
- het beeld dat iemand van zichzelf heeft,
- dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt
- en dat hij als kenmerken en blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon
- en dat is afgeleid van zijn perceptie over de groepen waar hij wel of juist
ook niet deel van uitmaakt.
Socialisatie:
- het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groepen
en de samenleving waar mensen toe behoren.
- Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van
omgang met anderen
Acculturatie:
- Het aanleren en verwerven van een andere cultuur
- Of elementen daaruit
- Dan die waarin iemand is opgegroeid
Politieke socialisatie:
- Het proces van overdracht en verwerving van de politieke cultuur van
groepen en samenleving waar mensen toe behoren
- Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van
omgang met anderen
Cultuur:
- Het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvatting, waarden en
normen
- Die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven
Ideologie:
- Een samenhangend geheel van beginselen en denkbeelden,
- Meestal uitmondend in ideeën over de meest wenselijke maatschappelijke
en politieke verhoudingen

,  Domein b gaat over de processen die individuen doorlopen om hun
identiteit te ontwikkelen. Het gaat voornamelijk over dat je kenmerken van
je omgeving overneemt en die je eigen maakt.
Socialisatie
= de ontwikkeling waardoor en manier waarop iemand cultuur en gedrag
aanleert.
Tijd en plaats gebonden= culturen zien er op andere tijden en andere plaatsen
anders uit. Culturen veranderen voortdurend en de nieuwe culturele kenmerken
worden weer overgedragen door socialisatieprocessen.
Het product van socialisatie is identiteit, als deze identiteit niet past bij de
identiteit van een groep ben je niet toelaatbaar tot deze groep. Dit is het proces
van in- en uitsluiting. Een bepaalde cultuur/identiteit wordt door
socialisatoren aan jou overgedragen, vanuit jou omgeving krijg je ‘opdrachten’
en ‘mogelijkheden’ die je je eigen maakt. Dit proces vindt plaats door sociale
controle; je wordt gewezen op hoe het hoort, door bijvoorbeeld sancties, beloning
en straf. Mensen maken de cultuur die wordt overgedragen zichzelf eigen, ze
verwerven de cultuur. Dit zorgt er ook voor dat culturen veranderen.
Internaliseren= het eigen maken van een cultuur.
Het proces van socialisatie wordt bevordert door;

 Economisch kapitaal= geld en inkomen
 Sociaal kapitaal= netwerken
 Cultureel kapitaal= culturele vaardigheden
Er zijn twee soorten socialisatie:
1. Enculturatie= socialisatie die plaats vindt vanaf de geboorte. Je erft de
cultuur van je ouders.
2. Acculturatie= socialisatie vind later plaats. Gedrag en cultuur worden
later aangeleerd in het zelfstandig leven, in een nieuwe cultuur of
omgeving.
Socialisatie vindt op 3 verschillende niveaus plaats:
1. Primaire socialisatie:
- In kleine groepen; gezin of peergroup
- Direct contact
- Informeel contact
- Persoonlijke relaties
2. Secundaire socialisatie:
- In ruimere setting; school, buurt, werk, vereniging

, - Eigen keuze voor gedrag bij setting en rol
- Formeler en wisselend persoonlijk
- Collectieve rituelen belangrijk voor groepsidentiteit en cohesie
3. Tertiaire socialisatie:
- Impliciete, onbewuste socialisatie
- Anonieme socialisatoren; literatuur, overheid, media en rolmodellen
- Geen persoonlijke relaties


De maatschappij investeert in het socialisatie proces, er zijn vijf functies van
socialisatie:
1. Continuering van de cultuur= de eigen cultuur wordt in stand
gehouden of bevestigd
2. Identificatie met de eigen cultuur= door waarden en normen
3. Identiteitsontwikkeling= dit vindt voortdurend plaats in iemands leven
4. Gedragsregulering= om de samenleving voorspelbaar en beheersbaar
te maken
5. Verandering van de cultuur= de cultuur is dynamisch
Identiteit
= het zelfbeeld dat iemand heeft, wat hij/zij typerend vindt voor zichzelf en laat
zien. het zelfbeeld wordt bepaald door hoe iemand denkt over de eigen groepen
en over de andere groepen waartoe hij/zij niet behoort.
Er zijn 3 soorten vormen van identiteit (aspecten):
1. Persoonlijke identiteit= het beeld dat je van jezelf hebt en dat je als
essentieel en blijven beschouwt. Het bestaat deels uit wat jou uniek maakt
en deels uit je sociale identiteit.
2. Sociale identiteit= groepsidentificatie, vergelijking en je verbonden
voelen met een groep. Dit is een belangrijk deel van je persoonlijke
identiteit.
3. Externe collectieve identiteit= dat wat mensen/groepen denken over
andere groepen. Wat is kenmerken en blijvend voor die andere groep?
Cultuur
= mensen krijgen in de samenleving dezelfde manier van leven, denken en doen.
Voorstellingen, opvattingen, uitdrukkingsvormen, waarden en normen.
Culturen verschillen in hoge mate van elkaar. Geert hofstede heeft doormiddel
van vijf dimensies deze verschillen meetbaar gemaakt. De Dimensies van
Hofstede;
Masculien versus feminien
Hoe gaat de samenleving om met de invloed van sekse op de bepaling van rollen
en verwachting?
- Masculiene samenleving= maatschappelijke rollen en gedrag sekse-
bepaald. Er is minder gelijkheid tussen man en vrouw. Status, ambitie en
prestaties zijn belangrijk.
€6,49
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper
Seller avatar
eekmalies

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
eekmalies
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
5
Lid sinds
4 jaar
Aantal volgers
5
Documenten
11
Laatst verkocht
1 jaar geleden

Hoi! Mijn naam is Lies en ik zit op het Montessori Lyceum Groningen. Ik heb een aantal samenvattingen die betrekking hebben op het profiel E&M voor het VWO. Mocht je nou tevreden zijn met je aankoop, laat dan vooral een positieve review achter! Succes met het leren!

0,0

0 beoordelingen

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen