Week 1
Modus= Het waarnemingsgetal dat het meeste keren voorkomt.
Mediaan= Het midden van een verdeling. Bij even getallen zonder middelste, neem je het
gemiddelde van de twee in het midden.
Boxplot= Grafische voorstelling van vijf gegevens= kleinste getal, eerste kwartiel Q1 (helft
kleinste getal en mediaan), mediaan, derde kwartier Q3 (helft mediaan en grootste getal) en
grootste getal.
Spreidingsbreedte= afstand grootste waarneming – kleinste waarneming.
(Inter)kwartielafstand= Verschil tussen eerste kwartiel en derde kwartiel (spreidingsmaat).
Variantie= Gemiddelde gekwadrateerde afwijking van het gemiddelde. Gemiddelde
afwijking van alle meetwaren tot het gemiddelde
Bruikbaar bij meetniveau ’s interval of ratio.
Zegt iets over de afstand van alle waarnemingen ten opzichte van gemiddeld.
Uitgedrukt in 1 cijfer.
Bij experimenten of metingen in de praktijk, gebruik je meestal een steekproef en niet
gehele populatie. Je weet echter nooit zeker hoe representatief je steekproef-omvang is.
σ2= Variantie
σ= Standaarddeviatie
s²= Steekproefvariantie
(verdeling onbekend)
μ= Populatiegemiddelde
N= Populatie
n= Steekproef
Σ= Som
X met streepje= gemiddelde
In een normaal verdeelde
populatie ligt altijd ongeveer
2/3 van het aantal
waarnemingen binnen een afstand van 1 standaarddeviatie van het gemiddelde, 95% binnen
afstand van 2 en 99% binnen een afstand van 3.
Standaardfout=
standaardafwijking in
steekproefgemiddelde.
1
, Standaarddeviatie= De wortel uit het gemiddelde van de kwadraten van de verschillen van
de waarnemingsgetallen ten opzichte van het gemiddelde.
Hiermee kan je berekenen hoe breed de (helft van de) piek is van de normale verdeling.
Dit bereken je zo=
1) Gemiddelde berekenen van alle getalen bij elkaar.
2) Variantie berekenen=
a) We berekenen van alle getallen wat de afwijking is ten opzichte van het gemiddelde.
Je doet dus alle getallen één voor één min het gemiddelde.
b) Nu nemen we van deze afwijkingen ten opzichte van het gemiddelde het kwadraat.
De getallen die je hebt berekent doe je in het kwadraat.
c) Berekenen het gemiddelde van deze getallen.
Van alle getalen die je in het kwadraat hebt gedaan, tel je op en deel je door
populatie.
3) De wortel nemen van de variantie.
Regressie= Lijn die je wiskundige bepaalt met de meetpunten die je hebt (y=ax+b)
Correlatie= Samenhang tussen reeksen getallen of de waarden van toeval variabelen.
Interpolatie= Het schatten van waarden die tussen twee beschikbare waarden liggen.
Het uitbreiden van de getallenreeks met punten die binnen de reeks liggen
Extrapolatie= Het uitbreiden van een reeks getallen met punten die buiten die reeks liggen
2
Modus= Het waarnemingsgetal dat het meeste keren voorkomt.
Mediaan= Het midden van een verdeling. Bij even getallen zonder middelste, neem je het
gemiddelde van de twee in het midden.
Boxplot= Grafische voorstelling van vijf gegevens= kleinste getal, eerste kwartiel Q1 (helft
kleinste getal en mediaan), mediaan, derde kwartier Q3 (helft mediaan en grootste getal) en
grootste getal.
Spreidingsbreedte= afstand grootste waarneming – kleinste waarneming.
(Inter)kwartielafstand= Verschil tussen eerste kwartiel en derde kwartiel (spreidingsmaat).
Variantie= Gemiddelde gekwadrateerde afwijking van het gemiddelde. Gemiddelde
afwijking van alle meetwaren tot het gemiddelde
Bruikbaar bij meetniveau ’s interval of ratio.
Zegt iets over de afstand van alle waarnemingen ten opzichte van gemiddeld.
Uitgedrukt in 1 cijfer.
Bij experimenten of metingen in de praktijk, gebruik je meestal een steekproef en niet
gehele populatie. Je weet echter nooit zeker hoe representatief je steekproef-omvang is.
σ2= Variantie
σ= Standaarddeviatie
s²= Steekproefvariantie
(verdeling onbekend)
μ= Populatiegemiddelde
N= Populatie
n= Steekproef
Σ= Som
X met streepje= gemiddelde
In een normaal verdeelde
populatie ligt altijd ongeveer
2/3 van het aantal
waarnemingen binnen een afstand van 1 standaarddeviatie van het gemiddelde, 95% binnen
afstand van 2 en 99% binnen een afstand van 3.
Standaardfout=
standaardafwijking in
steekproefgemiddelde.
1
, Standaarddeviatie= De wortel uit het gemiddelde van de kwadraten van de verschillen van
de waarnemingsgetallen ten opzichte van het gemiddelde.
Hiermee kan je berekenen hoe breed de (helft van de) piek is van de normale verdeling.
Dit bereken je zo=
1) Gemiddelde berekenen van alle getalen bij elkaar.
2) Variantie berekenen=
a) We berekenen van alle getallen wat de afwijking is ten opzichte van het gemiddelde.
Je doet dus alle getallen één voor één min het gemiddelde.
b) Nu nemen we van deze afwijkingen ten opzichte van het gemiddelde het kwadraat.
De getallen die je hebt berekent doe je in het kwadraat.
c) Berekenen het gemiddelde van deze getallen.
Van alle getalen die je in het kwadraat hebt gedaan, tel je op en deel je door
populatie.
3) De wortel nemen van de variantie.
Regressie= Lijn die je wiskundige bepaalt met de meetpunten die je hebt (y=ax+b)
Correlatie= Samenhang tussen reeksen getallen of de waarden van toeval variabelen.
Interpolatie= Het schatten van waarden die tussen twee beschikbare waarden liggen.
Het uitbreiden van de getallenreeks met punten die binnen de reeks liggen
Extrapolatie= Het uitbreiden van een reeks getallen met punten die buiten die reeks liggen
2
