Opleiding Ondernemer Retail
Crebonummer 25166
Cohort 2015-2016 t/m heden
Theorie-examen Financieel 2 (OR)
Onderwerpen 1. Exploitatiebudget
2. Budget
3. MIS
4. Liquiditeitsbudget
Adviestijd 120 minuten
Versie 5
Hulpmiddelen rekenmachine
Bijlagen bij het examen 1 (gegevens vraag 8 en 9)
Afnamedatum roc
Hoe maak je dit examen?
Dit examen bestaat uit 9 vragen: 4 meerkeuzevragen en 5 open vragen.
Je kunt maximaal 40 punten halen. Vanaf 24 punten heb je een voldoende.
Beantwoord alle vragen op het verstrekte papier.
Geef het aantal antwoorden dat gevraagd wordt. Als je bijvoorbeeld twee
voorbeelden moet opschrijven, schrijf er dan twee op. Schrijf je toch meer
dan twee voorbeelden op, dan beoordeelt de docent alleen de eerste twee.
Schrijf bij een rekenopgave altijd je berekening op.
Wil je een antwoord verbeteren? Kruis of streep je foute antwoord door en
schrijf het goede antwoord alsnog op.
Veel succes!
1516-heden_OR_Fin2_5-3 Vragen - Pagina 1 van
4984-52305
, 1 Welke van de onderstaande gegevens hoort niet op een exploitatiebudget?
1 pt.
A. aflossing geldlening
B. afschrijving inventaris
C. verkoopkosten
2 Waar kun je productiviteits-kengetallen voor gebruiken als je een
1 pt.
exploitatiebudget opstelt?
Als je een exploitatiebudget opstelt, kun je met de productiviteits-kengetallen ...
A. de verwachte omzet berekenen.
B. de verwachte inflatie en landelijke loonkostenontwikkelingen in je budget
verwerken.
C. de verwachte derving berekenen.
3 Een ondernemer berekent dat de gerealiseerde derving hoger is dan
1 pt.
gebudgetteerd.
Welke invloed heeft dit op de insturingsmarge?
A. De insturingsmarge daalt.
B. De insturingsmarge blijft gelijk.
C. De insturingsmarge stijgt.
4 Een ondernemer gebruikt voor het budgetteren van zijn reclamekosten altijd
1 pt.
twee procent van de omzet.
Hoe noemen we deze vorm van budgetteren?
A. gemengde budgettering
B. variabele budgettering
C. vaste budgettering
1516-heden_OR_Fin2_5-3 Vragen - Pagina 2 van
4984-52305
Crebonummer 25166
Cohort 2015-2016 t/m heden
Theorie-examen Financieel 2 (OR)
Onderwerpen 1. Exploitatiebudget
2. Budget
3. MIS
4. Liquiditeitsbudget
Adviestijd 120 minuten
Versie 5
Hulpmiddelen rekenmachine
Bijlagen bij het examen 1 (gegevens vraag 8 en 9)
Afnamedatum roc
Hoe maak je dit examen?
Dit examen bestaat uit 9 vragen: 4 meerkeuzevragen en 5 open vragen.
Je kunt maximaal 40 punten halen. Vanaf 24 punten heb je een voldoende.
Beantwoord alle vragen op het verstrekte papier.
Geef het aantal antwoorden dat gevraagd wordt. Als je bijvoorbeeld twee
voorbeelden moet opschrijven, schrijf er dan twee op. Schrijf je toch meer
dan twee voorbeelden op, dan beoordeelt de docent alleen de eerste twee.
Schrijf bij een rekenopgave altijd je berekening op.
Wil je een antwoord verbeteren? Kruis of streep je foute antwoord door en
schrijf het goede antwoord alsnog op.
Veel succes!
1516-heden_OR_Fin2_5-3 Vragen - Pagina 1 van
4984-52305
, 1 Welke van de onderstaande gegevens hoort niet op een exploitatiebudget?
1 pt.
A. aflossing geldlening
B. afschrijving inventaris
C. verkoopkosten
2 Waar kun je productiviteits-kengetallen voor gebruiken als je een
1 pt.
exploitatiebudget opstelt?
Als je een exploitatiebudget opstelt, kun je met de productiviteits-kengetallen ...
A. de verwachte omzet berekenen.
B. de verwachte inflatie en landelijke loonkostenontwikkelingen in je budget
verwerken.
C. de verwachte derving berekenen.
3 Een ondernemer berekent dat de gerealiseerde derving hoger is dan
1 pt.
gebudgetteerd.
Welke invloed heeft dit op de insturingsmarge?
A. De insturingsmarge daalt.
B. De insturingsmarge blijft gelijk.
C. De insturingsmarge stijgt.
4 Een ondernemer gebruikt voor het budgetteren van zijn reclamekosten altijd
1 pt.
twee procent van de omzet.
Hoe noemen we deze vorm van budgetteren?
A. gemengde budgettering
B. variabele budgettering
C. vaste budgettering
1516-heden_OR_Fin2_5-3 Vragen - Pagina 2 van
4984-52305