Samenvatting communicatiebeleid hoofdstuk 1 t/m 5
LES 1
Marketing en communicatie:
• Marketing = het middel waarmee je de boodschap overbrengt;
• Communicatie = de boodschap (informatie uitwisseling);
• Marketing en communicatie zijn onafscheidelijk.
Communicatie:
• Communicatie is het uitwisselen van
communicatie (minstens tussen 2 personen);
• Zender -> boodschap -> ontvanger;
• Communicatie is circulair;
• Miscommunicatie en referentiekader;
• Alle gedrag is communicatie.
Soorten communicatie:
• Intrapersoonlijke communicatie:
o Communiceren met jezelf;
o Voorbeelden: in jezelf praten, aantekeningen maken, nadenken (het maken
van beslissingen);
o Intrapersoonlijke communicatie is subjectief.
• Interpersoonlijke communicatie:
o Inter = tussen;
o Het ‘gewone’ communiceren met de ander
(zender -> boodschap -> ontvanger);
• Massacommunicatie:
o Met 1 boodschap bereik je via massa media
ontzettend veel mensen;
• Interpersoonlijke en massa communicatie:
, • Meta communicatie:
o Meta heeft betrekking op het onderwerp zelf;
o Meta communicatie = praten over de manier waarop je met elkaar praat.
• Intentionele- en niet intentionele communicatie:
o Intentie = de bedoeling;
o Intentionele communicatie = bewuste communicatie;
o Niet intentionele communicatie = onbewuste communicatie, bijv.
sollicitatiegesprek.
• Non vocale communicatie:
o Proeven, ruiken;
o De geur van een bakkerij, bij een grand café de geur van de koffie;
o Huisverkopen -> de geur van appeltaart.
LES 2
6 theorieën waar wij door worden beïnvloed:
• Stimulus-response theorie:
o Stimulus = prikkel of een middel om het gedrag van een bepaald persoon uit
te lokken;
o Respons = Antwoord of reactie.
o Vanuit communicatie gaan we ervan uit dat een bepaalde prikkel leidt tot een
bepaalde reactie:
▪ Voorbeeld: stimulus is een fel licht in je gezicht – jouw respons is het
dichtknijpen van je ogen;
▪ Of het zoemen van een mug of wesp bij je oor – jouw reactie is
wegslaan.
o Marketing voorbeeld:
▪ Begin december zijn alle etalages rood en staan de letter SALE overal,
jouw reactie de winkel binnen lopen om te kijken of je nog een koopje
kunt scoren.
• Injectienaald theorie:
o Volgens deze theorie worden mensen sterk beïnvloed met hun mening door
de media. (indoctrinatie en manipulatie)
o In Nederland zijn er veel mensen die gevoelig en kwetsbaar zijn en hierdoor
makkelijk beïnvloedbaar.
• Two step flow theorie:
o Informatie vanuit de media die naar de ontvanger toet moet bereikt in 2
stappen de ontvanger:
▪ 1. eerst ontvangen de opinieleiders/experts de informatie. Zij worden
een soort doorgeefluik;
▪ 2. Deze leiders geven hun eigen interpretatie mee bij het verzenden
van de boodschap naar de ontvangers.
, • Kennis kloof theorie:
o Als mensen gelijke toegang hebben tot massamedia, er toch verschillenen
blijven bestaan hoe mensen met die info omgaan of onthouden;
o In deze theorie ontstaat er een kloof omdat er altijd mensen zijn die meer
open staan voor ontwikkeling en daardoor nog kennisrijker worden.
• Agenda setting theorie:
o Het vermogen van de media om ‘top of mind’ te worden met betrekking tot
een bepaald onderwerp;
o De media bepaalt de agenda van de massa.
• Selectie perceptie theorie:
o Selectieve perceptie betekent dat we maar een deel van de werkelijkheid
kunnen waarnemen;
o Wat we wel- en wat we niet waarnemen wordt bepaald door onze filters of
ons referentie kader.
LES 3
Product levenscyclus verschillende fases:
Vraag beperkt Vraag groeit Vraag neemt af
BCG matrix:
• Boston consulty group;
• Portfolio analyse.
LES 1
Marketing en communicatie:
• Marketing = het middel waarmee je de boodschap overbrengt;
• Communicatie = de boodschap (informatie uitwisseling);
• Marketing en communicatie zijn onafscheidelijk.
Communicatie:
• Communicatie is het uitwisselen van
communicatie (minstens tussen 2 personen);
• Zender -> boodschap -> ontvanger;
• Communicatie is circulair;
• Miscommunicatie en referentiekader;
• Alle gedrag is communicatie.
Soorten communicatie:
• Intrapersoonlijke communicatie:
o Communiceren met jezelf;
o Voorbeelden: in jezelf praten, aantekeningen maken, nadenken (het maken
van beslissingen);
o Intrapersoonlijke communicatie is subjectief.
• Interpersoonlijke communicatie:
o Inter = tussen;
o Het ‘gewone’ communiceren met de ander
(zender -> boodschap -> ontvanger);
• Massacommunicatie:
o Met 1 boodschap bereik je via massa media
ontzettend veel mensen;
• Interpersoonlijke en massa communicatie:
, • Meta communicatie:
o Meta heeft betrekking op het onderwerp zelf;
o Meta communicatie = praten over de manier waarop je met elkaar praat.
• Intentionele- en niet intentionele communicatie:
o Intentie = de bedoeling;
o Intentionele communicatie = bewuste communicatie;
o Niet intentionele communicatie = onbewuste communicatie, bijv.
sollicitatiegesprek.
• Non vocale communicatie:
o Proeven, ruiken;
o De geur van een bakkerij, bij een grand café de geur van de koffie;
o Huisverkopen -> de geur van appeltaart.
LES 2
6 theorieën waar wij door worden beïnvloed:
• Stimulus-response theorie:
o Stimulus = prikkel of een middel om het gedrag van een bepaald persoon uit
te lokken;
o Respons = Antwoord of reactie.
o Vanuit communicatie gaan we ervan uit dat een bepaalde prikkel leidt tot een
bepaalde reactie:
▪ Voorbeeld: stimulus is een fel licht in je gezicht – jouw respons is het
dichtknijpen van je ogen;
▪ Of het zoemen van een mug of wesp bij je oor – jouw reactie is
wegslaan.
o Marketing voorbeeld:
▪ Begin december zijn alle etalages rood en staan de letter SALE overal,
jouw reactie de winkel binnen lopen om te kijken of je nog een koopje
kunt scoren.
• Injectienaald theorie:
o Volgens deze theorie worden mensen sterk beïnvloed met hun mening door
de media. (indoctrinatie en manipulatie)
o In Nederland zijn er veel mensen die gevoelig en kwetsbaar zijn en hierdoor
makkelijk beïnvloedbaar.
• Two step flow theorie:
o Informatie vanuit de media die naar de ontvanger toet moet bereikt in 2
stappen de ontvanger:
▪ 1. eerst ontvangen de opinieleiders/experts de informatie. Zij worden
een soort doorgeefluik;
▪ 2. Deze leiders geven hun eigen interpretatie mee bij het verzenden
van de boodschap naar de ontvangers.
, • Kennis kloof theorie:
o Als mensen gelijke toegang hebben tot massamedia, er toch verschillenen
blijven bestaan hoe mensen met die info omgaan of onthouden;
o In deze theorie ontstaat er een kloof omdat er altijd mensen zijn die meer
open staan voor ontwikkeling en daardoor nog kennisrijker worden.
• Agenda setting theorie:
o Het vermogen van de media om ‘top of mind’ te worden met betrekking tot
een bepaald onderwerp;
o De media bepaalt de agenda van de massa.
• Selectie perceptie theorie:
o Selectieve perceptie betekent dat we maar een deel van de werkelijkheid
kunnen waarnemen;
o Wat we wel- en wat we niet waarnemen wordt bepaald door onze filters of
ons referentie kader.
LES 3
Product levenscyclus verschillende fases:
Vraag beperkt Vraag groeit Vraag neemt af
BCG matrix:
• Boston consulty group;
• Portfolio analyse.