“Roses look red and violets look blue;
the colors you see are really in you. ”
Probleem 4: Colour
Leerdoelen
1) Hoe werkt de perceptie van kleur (receptoren) en wat zijn de theorieën
hierover?
2) Welke stoornissen beïnvloeden het zien van kleuren?
Literatuur
Wolfe 2014 blz. 123-155
Kleur is geen fysiek kenmerk van objecten, maar een creatie van de geest.
Mensen zien een elektromagnetisch spectrum van golflengtes tussen de 400-700
nanometers. Deze golflengte corresponderen met de kleuren die je ziet. Een
combinatie van golven + specifieke zenuwstelsel zorgt voor een bepaalde kleur.
Het meeste is gereflecteerd licht van de zon of een lamp; hoe meer licht er wordt
geabsorbeerd door het object, hoe donker de kleur.
1) Detectie: het detecteren van golflengtes door absorptie fotopigmenten in
kegeltjes.
2) Discriminatie: het verschil opmerken tussen verschillende golflengtes
door cone-opponent.
3) Uiterlijk: bepaalde kleuren toewijzen aan licht en oppervlaktes in de
wereld door combineren.
Detectie
Er zijn drie soorten kegeltjes die verschillen in
fotopigment en daarvoor verschillen in
sensitiviteit voor licht van bepaalde
golflengtes. Elke naam correspondeert met
waar het kegeltjes piekt op het spectrum.
Short-golflengte (420nm) S-
kegeltjes
Medium-golflengte (545nm) M-
kegeltjes
Long-golflengte (565nm) L-kegeltjes
In het figuur is te zien dat de spectrale sensitiviteit van de
verschillende kegeltjes iets overlappen. Hierdoor zijn we in staat
het gehele spectrum is zien. Kegeltjes zijn fotopisch, werken het
best in daglicht en staafjes zijn scotopisch, werken het best in
het donker.
Discriminatie
The principle of univariance = verschillende golflengtes
roepen verschillende responses op in de foto- receptoren. In het
plaatjes is te zien dat dit gebeurd in een curve. Maar sommige golflengtes zullen
dus ook dezelfde respons oproepen afhankelijk van hun intensiteit. Hierdoor kan
één fotoreceptor het onderscheid tussen de verschillende kleuren gebaseerd op
golflengtes niet maken.
1
the colors you see are really in you. ”
Probleem 4: Colour
Leerdoelen
1) Hoe werkt de perceptie van kleur (receptoren) en wat zijn de theorieën
hierover?
2) Welke stoornissen beïnvloeden het zien van kleuren?
Literatuur
Wolfe 2014 blz. 123-155
Kleur is geen fysiek kenmerk van objecten, maar een creatie van de geest.
Mensen zien een elektromagnetisch spectrum van golflengtes tussen de 400-700
nanometers. Deze golflengte corresponderen met de kleuren die je ziet. Een
combinatie van golven + specifieke zenuwstelsel zorgt voor een bepaalde kleur.
Het meeste is gereflecteerd licht van de zon of een lamp; hoe meer licht er wordt
geabsorbeerd door het object, hoe donker de kleur.
1) Detectie: het detecteren van golflengtes door absorptie fotopigmenten in
kegeltjes.
2) Discriminatie: het verschil opmerken tussen verschillende golflengtes
door cone-opponent.
3) Uiterlijk: bepaalde kleuren toewijzen aan licht en oppervlaktes in de
wereld door combineren.
Detectie
Er zijn drie soorten kegeltjes die verschillen in
fotopigment en daarvoor verschillen in
sensitiviteit voor licht van bepaalde
golflengtes. Elke naam correspondeert met
waar het kegeltjes piekt op het spectrum.
Short-golflengte (420nm) S-
kegeltjes
Medium-golflengte (545nm) M-
kegeltjes
Long-golflengte (565nm) L-kegeltjes
In het figuur is te zien dat de spectrale sensitiviteit van de
verschillende kegeltjes iets overlappen. Hierdoor zijn we in staat
het gehele spectrum is zien. Kegeltjes zijn fotopisch, werken het
best in daglicht en staafjes zijn scotopisch, werken het best in
het donker.
Discriminatie
The principle of univariance = verschillende golflengtes
roepen verschillende responses op in de foto- receptoren. In het
plaatjes is te zien dat dit gebeurd in een curve. Maar sommige golflengtes zullen
dus ook dezelfde respons oproepen afhankelijk van hun intensiteit. Hierdoor kan
één fotoreceptor het onderscheid tussen de verschillende kleuren gebaseerd op
golflengtes niet maken.
1