MCO Samenvatting Gerson & Damaske
Chapter 2
Interviewen begint met het formuleren van een onderzoeksvraag, daarna het lezen van relevante
theoretische debatten en het kiezen wie ze gaan interviewen.
Als je vragen hebt bedacht voor je onderzoek moet je eerst nagaan of interviewen een geschikte
methode is om deze vragen te beantwoorden. Eén van de dingen die je hierbij moet bedenken is of
interviewen past bij je eigen talenten en interesses. Wel moet je onthouden dat interviewers niet van
nature interpersoonlijke skills hoeven te bezitten, deze kun je leren.
Een andere misconceptie van interviewen is dat het makkelijker is dan andere methoden. De
moeilijkheid van interviewen zit in het vinden van deelnemers/respondenten, het hebben van
langdurige gesprekken met vreemden en het vinden van structuur in de complexe antwoorden die
respondenten geven. In dit proces maak je afwijzingen mee, vraag je mensen privéinformatie te
delen en moet je complexe informatie vaak overdenken en bijstellen.
De eerste stap in het proces van research design is het formuleren van een onderzoeksvraag. Een
goede onderzoeksvraag moet;
- de relaties identificeren die onderzocht worden
- uitleggen hoe deze relatie iets belangrijk verklaart over het sociale leven
- ruimte bieden voor een breed scala aan mogelijke antwoorden
- bijdragen aan bestaande debatten in de relevante onderzoeksvelden
- geen antwoord impliceren
- een mogelijk antwoord hebben die onze ‘voorkeursantwoorden’ niet zouden bevestigen
Interviewen probeert patronen en verbanden te ontdekken die raadselachtig blijven of waarover
onenigheid bestaat. Interviewen kan ook gebruikt worden om informatie te verzamelen die nodig is
om vragen voor een grootschalige enquête op te stellen, het kan dus als aanvulling op kwantitatieve
studies gebruikt worden.
Het doel van interviewen is om achter ‘the why’ (het ontdekken van de factoren die bijdragen), ‘the
what’ (de uitkomst) en ‘the how’ (de processen) die de factoren en de uitkomsten met elkaar
verbinden.
Wat voor soort vragen kan interviewen als methode goed beantwoorden?
Empirische puzzels: het onderzoeken van een vaag ‘sociaal feit’, bv. wanneer 2 anders
gestemde zich informeren groeien ze juist verder uit elkaar i.p.v. dat ze elkaar beter
begrijpen, hoe kan dat?
Weinig onderzochte groepen, praktijken & instituten: het verkrijgen van het perspectief van
weinig onderzochte mensen, bv. lichamelijk beperkte mensen helpen om te gaan studeren
maar ze per ongeluk uitnodigen bij een gebouw met als enige ingang een trap, hoe voelen
deze mensen zich hierbij?
Verband micro- en macro-ontwikkelingen: verband onderzoeken tussen sociale contexten
(iets groots) & mentale processen (wat dat uiteindelijk met mensen doet) bv. gewelddadige
taal in rapmuziek, versterkt dit gewelddadig gedrag?
Developing Theory: verder uitdiepen van theoretische vraagstukken waar nog debat over is/
wat nog niet duidelijk is. De theoretische kaders die ‘feiten’ bestempellen, verklaren deze
zaken goed? Doel: het uitbreiden/compliceren van bestaande theoretische benaderingen.
bv. wat mensen uit een tv-programma halen als boodschap
Chapter 2
Interviewen begint met het formuleren van een onderzoeksvraag, daarna het lezen van relevante
theoretische debatten en het kiezen wie ze gaan interviewen.
Als je vragen hebt bedacht voor je onderzoek moet je eerst nagaan of interviewen een geschikte
methode is om deze vragen te beantwoorden. Eén van de dingen die je hierbij moet bedenken is of
interviewen past bij je eigen talenten en interesses. Wel moet je onthouden dat interviewers niet van
nature interpersoonlijke skills hoeven te bezitten, deze kun je leren.
Een andere misconceptie van interviewen is dat het makkelijker is dan andere methoden. De
moeilijkheid van interviewen zit in het vinden van deelnemers/respondenten, het hebben van
langdurige gesprekken met vreemden en het vinden van structuur in de complexe antwoorden die
respondenten geven. In dit proces maak je afwijzingen mee, vraag je mensen privéinformatie te
delen en moet je complexe informatie vaak overdenken en bijstellen.
De eerste stap in het proces van research design is het formuleren van een onderzoeksvraag. Een
goede onderzoeksvraag moet;
- de relaties identificeren die onderzocht worden
- uitleggen hoe deze relatie iets belangrijk verklaart over het sociale leven
- ruimte bieden voor een breed scala aan mogelijke antwoorden
- bijdragen aan bestaande debatten in de relevante onderzoeksvelden
- geen antwoord impliceren
- een mogelijk antwoord hebben die onze ‘voorkeursantwoorden’ niet zouden bevestigen
Interviewen probeert patronen en verbanden te ontdekken die raadselachtig blijven of waarover
onenigheid bestaat. Interviewen kan ook gebruikt worden om informatie te verzamelen die nodig is
om vragen voor een grootschalige enquête op te stellen, het kan dus als aanvulling op kwantitatieve
studies gebruikt worden.
Het doel van interviewen is om achter ‘the why’ (het ontdekken van de factoren die bijdragen), ‘the
what’ (de uitkomst) en ‘the how’ (de processen) die de factoren en de uitkomsten met elkaar
verbinden.
Wat voor soort vragen kan interviewen als methode goed beantwoorden?
Empirische puzzels: het onderzoeken van een vaag ‘sociaal feit’, bv. wanneer 2 anders
gestemde zich informeren groeien ze juist verder uit elkaar i.p.v. dat ze elkaar beter
begrijpen, hoe kan dat?
Weinig onderzochte groepen, praktijken & instituten: het verkrijgen van het perspectief van
weinig onderzochte mensen, bv. lichamelijk beperkte mensen helpen om te gaan studeren
maar ze per ongeluk uitnodigen bij een gebouw met als enige ingang een trap, hoe voelen
deze mensen zich hierbij?
Verband micro- en macro-ontwikkelingen: verband onderzoeken tussen sociale contexten
(iets groots) & mentale processen (wat dat uiteindelijk met mensen doet) bv. gewelddadige
taal in rapmuziek, versterkt dit gewelddadig gedrag?
Developing Theory: verder uitdiepen van theoretische vraagstukken waar nog debat over is/
wat nog niet duidelijk is. De theoretische kaders die ‘feiten’ bestempellen, verklaren deze
zaken goed? Doel: het uitbreiden/compliceren van bestaande theoretische benaderingen.
bv. wat mensen uit een tv-programma halen als boodschap