Begrippenlijst week 1.2 – Aanvankelijk rekenen tot en met 10
Begrip Betekenis
Afleiden Verwisselen (6+3 = 3+6), inverse (- opgaven ombouwen tot een +
opgave) of buursom (3+4 afleiden van 3+3)
Aflezen Kijken wat er staat. Vb. aflezen van een meetinstrument.
Automatiseren Binnen 3 sec de juiste strategie toepassen
Bijna-dubbelen 3 + 4=7 of 4+5= 9
Bijna-verdwijnsommen 6-5=1 of 8-7= 1
Bijtellen 7+2= (7). 8, 9 (komt alleen bij optellen voor)
Buursom 3+4 afleiden van 3+3
Doortellen 7-5 = (5), 6 , 7. Is 2 (komt alleen bij aftrekken voor)
Dubbelen 3+3=6 of 4+4=8
Erbij 1/ eraf 1 opgave 9+1 of 9-1
Finishfout Vaak weten kinderen bij het doortellen/terugtellen niet wat hun
laatste getal is, hierdoor ontstaat er een finishfout. Vb. 3, 4, 5, 6, (7).
Het antwoord is 7, maar de kinderen zeggen 6, omdat ze de 7 niet
hardop hadden gezegd, waardoor ze een finishfout krijgen.
Formaliseren De wiskundetaal, met termen als erbij en eraf. Het ligt dicht tegen de
betekenissen van optellen, respectievelijk aftrekken aanliggen. Later
wordt het plus en min. In dit voortgaande proces van formalisering
maken kinderen gebruik van alle zaken die hierboven zijn
beschreven: betekenissen, structuren, getalbeelden enz.
Formeel rekenen Rekenen met sommen.
Groepjesmodel Er wordt gedacht in groepjes, denk aan: vijfbeelden, dubbelen, bijna
dubbelen, splitsingen van 5 en 10.
Halven afleiden van 6-3 is hetzelfde als 3+3
dubbelen
Horizontaal Je maakt van de context een wiskundige formule.
mathematiseren
IJsbergmodel De formele 'wiskundetaal' (kale sommen – formeel handelen) is
slechts het 'topje van de ijsberg' als het gaat om
begripsontwikkeling. Het is daarom zeer belangrijk oog te hebben
voor wat zich onder dat topje bevindt, de basis:
- de concrete, informele situaties waarin kinderen leren
handelen en leren betekenis te verlenen aan getallen,
handelingen etc.
- de modellen die gebruikt worden om veelvoorkomende
situaties of problemen op een 'modelmatige wijze' te
leren oplossen (Getallenlijn, Strookmodel,
Cirkelmodel).
Begrip Betekenis
Afleiden Verwisselen (6+3 = 3+6), inverse (- opgaven ombouwen tot een +
opgave) of buursom (3+4 afleiden van 3+3)
Aflezen Kijken wat er staat. Vb. aflezen van een meetinstrument.
Automatiseren Binnen 3 sec de juiste strategie toepassen
Bijna-dubbelen 3 + 4=7 of 4+5= 9
Bijna-verdwijnsommen 6-5=1 of 8-7= 1
Bijtellen 7+2= (7). 8, 9 (komt alleen bij optellen voor)
Buursom 3+4 afleiden van 3+3
Doortellen 7-5 = (5), 6 , 7. Is 2 (komt alleen bij aftrekken voor)
Dubbelen 3+3=6 of 4+4=8
Erbij 1/ eraf 1 opgave 9+1 of 9-1
Finishfout Vaak weten kinderen bij het doortellen/terugtellen niet wat hun
laatste getal is, hierdoor ontstaat er een finishfout. Vb. 3, 4, 5, 6, (7).
Het antwoord is 7, maar de kinderen zeggen 6, omdat ze de 7 niet
hardop hadden gezegd, waardoor ze een finishfout krijgen.
Formaliseren De wiskundetaal, met termen als erbij en eraf. Het ligt dicht tegen de
betekenissen van optellen, respectievelijk aftrekken aanliggen. Later
wordt het plus en min. In dit voortgaande proces van formalisering
maken kinderen gebruik van alle zaken die hierboven zijn
beschreven: betekenissen, structuren, getalbeelden enz.
Formeel rekenen Rekenen met sommen.
Groepjesmodel Er wordt gedacht in groepjes, denk aan: vijfbeelden, dubbelen, bijna
dubbelen, splitsingen van 5 en 10.
Halven afleiden van 6-3 is hetzelfde als 3+3
dubbelen
Horizontaal Je maakt van de context een wiskundige formule.
mathematiseren
IJsbergmodel De formele 'wiskundetaal' (kale sommen – formeel handelen) is
slechts het 'topje van de ijsberg' als het gaat om
begripsontwikkeling. Het is daarom zeer belangrijk oog te hebben
voor wat zich onder dat topje bevindt, de basis:
- de concrete, informele situaties waarin kinderen leren
handelen en leren betekenis te verlenen aan getallen,
handelingen etc.
- de modellen die gebruikt worden om veelvoorkomende
situaties of problemen op een 'modelmatige wijze' te
leren oplossen (Getallenlijn, Strookmodel,
Cirkelmodel).