Toegepaste statistiek
Inhoud
1. Plaats van de statistiek in het onderzoek.........................................................2
2. Operationaliseren en meten............................................................................. 4
3. Frequentie verdelingen.................................................................................... 4
4. Centrummaten................................................................................................. 8
5. Spreidingsmaten............................................................................................ 10
6. Kruistabellen.................................................................................................. 11
7. Correlatie & regressie.................................................................................... 13
9. Kansen en kansverdelingen............................................................................15
10. Binomiale verdeling & normale verdeling.....................................................157
1
, 1. Plaats van de statistiek in het onderzoek
Fasen van onderzoek
Er zijn 7 onderzoeksfasen:
1. Formuleren van een vraagstelling, probleem of theorie.
- Je begint met de onderzoeksvraag: Wat wil ik weten?
- Van deze onderzoeksvraag, maak je een stelling:
Onderzoekshypothese.
- Deze hypothese moet je meetbaar maken door gebruik te maken
van variabelen.
o De variabele waarop we verschillen verwachten, heet de
afhankelijke variabele
o De variabele waar de afhankelijke variabele vanaf hangt heet
de onafhankelijke variabele. (bijvoorbeeld geslacht)
2. Meetbaar maken (operationaliseren)
- Je begint deze fase met het meetbaar maken van de begrippen uit
de hypothese, dit noem je operationaliseren.
3. Opstellen van een steekproefopzet.
- Na het afleggen van de eerste en tweede fase, begin je met
gegevens verzamelen. De vraag is bij wie? Je legt dus een
steekproef af.
o Aselecte steekproef: een steekproef waarbij de elementen door "toeval"
geselecteerd worden uit de populatie, met allemaal een even grote kans om
uitgekozen te worden. Hierbij kun je met een bepaalde zekerheid zeggen dat de
uitkomst voor de hele populatie geldt: representatief.
4. Verrichten van metingen en of verzamelen van gegevens.
- Wanneer je de metingen gaat verrichten of verzamelen van
gegevens zijn er verschillende mogelijkheden van methoden:
o Interview
o Vragenlijst
o Test/toets/proefwerk
o Observatie
o Experiment
o Archiefonderzoek
- Vervolgens ga je de data uit de onderzoeken samenbrengen in een
datamatrix. In de rijen staan de onderzoekseenheden en in de
kolommen staan de variabelen.
- In een onderzoek wordt vaak een codeboek opgesteld, hierin staan
welke variabelen we onderscheiden en welke waarde bij elke
variabele horen.
5. Beschrijven en analyseren van gegevens.
- Het beschrijven van de gegevens houdt bijvoorbeeld in het opstellen
van een frequentietabel: er worden nog geen conclusies getrokken.
- Er zijn veel manieren om de gegevens te beschrijven en dus is het
verstandig om een analyseplan op te stellen: Hoe gaan we de
gegevens beschrijven en analyseren.
2
, 6. Formuleren van statische conclusies.
- Bij deze stap bekijk je of de gevonden verschillen echt of toevallige
verschillen zijn. Hier pas je toetsende statistiek toe.
7. Verband leggen tussen resultaten en theorie.
- Na de formulering van de statistische conclusies worden de
resultaten in verband gebracht met de theorie.
- Als het gevonden verschil geen echt verschil is, moet een dergelijke
conclusie in de theorie verwerk worden. De gewijzigde theorie kan
daarin weer een begin zijn van een nieuw onderzoek, dit noem je
empirische cyclus.
Tijdens een onderzoek, hoef je niet elke stap van deze 7 fasen door te gaan.
Soms beperkt een onderzoek zich tot 1 fase, bijvoorbeeld het beschrijven van de
gegevens.
3
Inhoud
1. Plaats van de statistiek in het onderzoek.........................................................2
2. Operationaliseren en meten............................................................................. 4
3. Frequentie verdelingen.................................................................................... 4
4. Centrummaten................................................................................................. 8
5. Spreidingsmaten............................................................................................ 10
6. Kruistabellen.................................................................................................. 11
7. Correlatie & regressie.................................................................................... 13
9. Kansen en kansverdelingen............................................................................15
10. Binomiale verdeling & normale verdeling.....................................................157
1
, 1. Plaats van de statistiek in het onderzoek
Fasen van onderzoek
Er zijn 7 onderzoeksfasen:
1. Formuleren van een vraagstelling, probleem of theorie.
- Je begint met de onderzoeksvraag: Wat wil ik weten?
- Van deze onderzoeksvraag, maak je een stelling:
Onderzoekshypothese.
- Deze hypothese moet je meetbaar maken door gebruik te maken
van variabelen.
o De variabele waarop we verschillen verwachten, heet de
afhankelijke variabele
o De variabele waar de afhankelijke variabele vanaf hangt heet
de onafhankelijke variabele. (bijvoorbeeld geslacht)
2. Meetbaar maken (operationaliseren)
- Je begint deze fase met het meetbaar maken van de begrippen uit
de hypothese, dit noem je operationaliseren.
3. Opstellen van een steekproefopzet.
- Na het afleggen van de eerste en tweede fase, begin je met
gegevens verzamelen. De vraag is bij wie? Je legt dus een
steekproef af.
o Aselecte steekproef: een steekproef waarbij de elementen door "toeval"
geselecteerd worden uit de populatie, met allemaal een even grote kans om
uitgekozen te worden. Hierbij kun je met een bepaalde zekerheid zeggen dat de
uitkomst voor de hele populatie geldt: representatief.
4. Verrichten van metingen en of verzamelen van gegevens.
- Wanneer je de metingen gaat verrichten of verzamelen van
gegevens zijn er verschillende mogelijkheden van methoden:
o Interview
o Vragenlijst
o Test/toets/proefwerk
o Observatie
o Experiment
o Archiefonderzoek
- Vervolgens ga je de data uit de onderzoeken samenbrengen in een
datamatrix. In de rijen staan de onderzoekseenheden en in de
kolommen staan de variabelen.
- In een onderzoek wordt vaak een codeboek opgesteld, hierin staan
welke variabelen we onderscheiden en welke waarde bij elke
variabele horen.
5. Beschrijven en analyseren van gegevens.
- Het beschrijven van de gegevens houdt bijvoorbeeld in het opstellen
van een frequentietabel: er worden nog geen conclusies getrokken.
- Er zijn veel manieren om de gegevens te beschrijven en dus is het
verstandig om een analyseplan op te stellen: Hoe gaan we de
gegevens beschrijven en analyseren.
2
, 6. Formuleren van statische conclusies.
- Bij deze stap bekijk je of de gevonden verschillen echt of toevallige
verschillen zijn. Hier pas je toetsende statistiek toe.
7. Verband leggen tussen resultaten en theorie.
- Na de formulering van de statistische conclusies worden de
resultaten in verband gebracht met de theorie.
- Als het gevonden verschil geen echt verschil is, moet een dergelijke
conclusie in de theorie verwerk worden. De gewijzigde theorie kan
daarin weer een begin zijn van een nieuw onderzoek, dit noem je
empirische cyclus.
Tijdens een onderzoek, hoef je niet elke stap van deze 7 fasen door te gaan.
Soms beperkt een onderzoek zich tot 1 fase, bijvoorbeeld het beschrijven van de
gegevens.
3
